De scepter van Christus
Wanneer we als christenen samenkomen is dat is niet alleen goed of nuttig voor onszelf, maar heeft dat ook een functie in het uitoefenen van Christus’ autoriteit en gezag. Vanuit onze samenkomst wordt de scepter van Christus’ gezag uitgestrekt over Zijn vijanden.
Een Messiaanse Psalm
In mijn vorige twee onderwijsbrieven heb ik uitgelegd dat wij met Christus in de hemel gezeten zijn. Gods bedoeling is dat wij samen met Hem als koningen en priesters regeren. In deze brief wil ik met je kijken naar een beeld van deze gecombineerde bediening van koning en priester in Psalm 110. Psalm 110 wordt een Messiaanse Psalm genoemd. Dat betekent dat dit een profetische psalm is over Jezus als de Messias. Ik wil de twee eerste verzen lezen en behandelen, te beginnen met wat David schrijft in vers 1: De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: ‘Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.’
Christus is Davids zoon én Heer
De uitleg van dit eerste vers krijgen we in Mattheüs 22 van Christus zelf. In Mattheüs 22:41-45 lezen we een verslag van een gesprek tussen Jezus en de Farizeeën. Eerder in dat hoofdstuk lezen we hoe de Farizeeën en Sadduceeën Jezus op de proef stelden. Vervolgens stelt Jezus nu de Farizeeën een vraag: ‘Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij?’ Zij zeiden tegen Hem:
‘Davids Zoon.’ Toen zei Jezus: ‘Hoe kan David Hem dan, in de Geest, zijn Heere noemen, als hij zegt: “De Heere heeft gezegd tegen Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?” Als David Hem dan zijn Heere noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn?
’De eerste ‘De HEERE’, is God, de Vader. Jezus maakt duidelijk dat met de persoon die David ‘mijn Heer’ noemt, wordt gedoeld op de Messias. De Farizeeën brachten hier ook niets tegen in.
Een voetenbank voor de Messias
Dat betekent dat God de Vader tegen Jezus de Messias na Zijn dood, opstanding en hemelvaart zei: ‘Neem plaats aan Mijn rechterhand, Ik maak van je vijanden een bank voor je voeten’ (NBV). Ruth en ik waren eens kort in de hoofdstad van Egypte; Caïro. We bezochten daar ook een museum en ontdekten iets leerzaams. We zagen daar namelijk ook een aantal voetenbanken van vroegere Egyptische koningen. Het interessante was, dat de gezichten van hun vijanden erop geschilderd waren! Dat was een gebruik in het Midden Oosten. Ze maakten hun vijanden letterlijk tot een voetenbank. Op precies dezelfde manier zei de Heer tegen Jezus: ‘Neem plaats aan Mijn rechterhand, Ik maak van je vijanden een bank voor je voeten.’ (NBV)
Genaderd tot de berg Sion
In Psalm 110 vers 2 lezen we vervolgens: De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion en zegt: Heers te midden van Uw vijanden. In de NBV staat het als volgt: Uit Sion reikt de HEER U de scepter van de macht, U zult heersen over Uw vijanden.
Wat is Sion? Duidt God hier op een fysieke, of geestelijke plaats? Laten we Hebreeën 12:22-24 erbij pakken. Dit is gericht aan de gelovigen in Jezus: Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen...
Sion is de ontmoetingsplaats van alle verloste mensen van God. En let op de tijdsaanduiding. Niet ‘wanneer je sterft, kom je naar de berg Sion,’ maar ‘je bent nu naar de berg Sion gekomen.’ Niet in je fysieke lichaam, maar in je geestelijke relatie.
Degenen op wie deze woorden van toepassing zijn, leven op twee plekken. Lichamelijk zitten we bijvoorbeeld in de kerk. Prijs God voor comfortabele banken of stoelen. Maar als we onze positie in Christus in de Geest begrijpen, zijn we naar de berg Sion gekomen. En dat is niet de fysieke berg Sion aan de zuidkant van Jeruzalem, maar het is de hemelse berg Sion. Broeder of zuster, dat is ons hoofdkwartier. Ons hoofdkwartier is waar ons hoofd is.
'Wanneer wij onder het hoofd van Jezus samenkomen, strekt de Heilige Geest vanuit onze samenkomst, door onze bediening en door onze gebeden, de scepter van Christus’ autoriteit en gezag uit.''
De scepter uitstrekken
Nu we weten wat er met ‘Sion’ wordt bedoeld, kijken we naar de toepassing van Psalm 110:1-2: De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: ‘Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.’ De HEERE strekt Uw machtige scepter uit vanuit Sion en zegt: ‘Heers te midden van Uw vijanden.’
Ik geloof dat dit een geweldige openbaring is van het soort bediening dat we kunnen hebben als een koninkrijk van priesters. Ik geloof dat alle drie de personen van de Godheid in die twee verzen worden genoemd. God de Vader zei tegen Jezus de Zoon: ‘Kom aan Mijn rechterhand zitten.’ De Heer de Heilige Geest strekt de staf van Christus’ gezag uit vanuit Sion, het verzamelde gezelschap of de verzamelde gemeente van Gods volk.
Wanneer wij onder het hoofd van Jezus en in goddelijke orde samenkomen, dan strekt de Heilige Geest vanuit onze samenkomst, door onze bediening en door onze gebeden, de scepter van Christus’ autoriteit en gezag uit. Op die manier regeert Christus te midden van Zijn vijanden. Hij is nu aan de rechterhand van God en wij kunnen Zijn gezag namens Hem uitoefenen en Zijn heerschappij bevestigen, zelfs te midden van Zijn vijanden. We zijn ons er heel bewust van dat Zijn vijanden talrijk zijn, dat ze luidruchtig zijn, dat ze elk jaar bozer en gewelddadiger worden. Maar laat hun geschreeuw en hun activiteiten er niet toe leiden dat je over het hoofd ziet dat Jezus al op de troon zit - en Hij zal het nooit opgeven. Hij regeert nu te midden van Zijn vijanden. Ondanks alle woede en alle kwade krachten heerst Jezus.
En daarbij hebben wij het voorrecht om de instrumenten van Zijn heerschappij te zijn. In onze samenkomst, Gods volk in goddelijke orde bijeengekomen in Zijn Naam en geleid door de Heilige Geest, is Jezus aanwezig, want Hij heeft gezegd: ‘Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ We hebben het voorrecht om de scepter van Zijn autoriteit over de naties uit te strekken en de naties in overeenstemming te brengen met de doelen van God. Niet om onze wil op te leggen aan de naties of om God te vertellen wat er volgens ons moet gebeuren, maar om instrumenten voor God te worden waardoor Hij Zijn wil over de naties onthult en bekendmaakt.