Bekeren
Leestijd: 1 min.
|
En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. (Handelingen 2:38)
Bekeren
Vorige week hebben we het begrip ‘doop’ in de Bijbel onderzocht. We hebben gezien dat baptizo betekent ‘zorgen dat iets in een vloeistof gedompeld wordt’, of korter: ‘iets (in)dopen’. Vervolgens hebben we gekeken naar het verschil tussen de doop van Johannes en de christelijke waterdoop. Deze week zullen we de voorwaarden onderzoeken waaraan moet worden voldaan om de christelijke doop te kunnen ontvangen.
De eerste voorwaarde wordt genoemd in Handelingen 2:37-38, waar we de reactie lezen van de Joodse menigte op de prediking van Petrus op de Pinksterdag, en de instructies die Petrus hun daarna gaf:
En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
In antwoord op de vraag Wat moeten wij doen? geeft de apostel Petrus twee duidelijke opdrachten: Ten eerste: bekeer je! En dan: laat je dopen!
Wij hebben al eerder gezien, dat bekering het eerste antwoord is dat God verlangt van iedere zondaar die gered wil worden. Eerst moet er daarom bekering zijn, voordat (iemand) gedoopt kan worden. De doop is daarna de uiterlijke bezegeling, of de bevestiging, van de innerlijke verandering die reeds door de bekering is bewerkt.
Heer, wat vind ik het een voorrecht dat ook ik in mijn leven niet alleen de bekering heb mogen doen als logische stap na het feit dat U mij geloof heeft gegeven in Jezus’ volmaakte, volbrachte werk voor mij, maar dat ik dit vervolgens ook heb mogen/ mag bezegelen met het uiterlijke teken van de doop! Dank U wel! Amen.