Bevestiging van ons geloof
Leestijd: 2 min.
|
Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.
(Markus 1:8)
Bevestiging van ons geloof
Gisteren lazen we de eerste vijf van zeven passages in het Nieuwe Testament waar het woord ‘dopen (in)’ wordt gebruikt in relatie tot de Heilige Geest. Vandaag kijken we naar de laatste twee. In Handelingen 11:16 beschrijft Petrus de gebeurtenissen die plaatsvonden in het huis van Cornelius en in dit verband citeert hij de woorden die Jezus sprak, in Handelingen 1:5: En ik herinnerde mij het woord van de Heere, hoe Hij zei: Johannes doopte wel met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden.
Paulus zegt in 1 Korinthiërs 12:13: Ook wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.
Weliswaar gebruikt onze vertaling hier het voorzetsel ‘door’ - ‘door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt’ - maar het voorzetsel dat in het oorspronkelijke Grieks is gebruikt is opnieuw het voorzetsel ‘in’: In één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt. Paulus’ woordgebruik in deze passage is dan ook volledig in overeenstemming met het taalgebruik in de Evangeliën en in het boek Handelingen.
Jammer genoeg heeft de vertaling door één Geest in deze passage sommigen aanleiding gegeven om tot vreemde leerstellingen te komen, die suggereren dat Paulus hier doelt op een bijzondere ervaring, die anders is dan waar de Evangeliën en het boek Handelingen op doelen, en dat het hier de Heilige Geest zelf zou zijn die doopt. Wanneer degenen die dit bedacht hebben de oorspronkelijke Griekse tekst hadden geraadpleegd, dan zouden zij geen grond of aanwijzingen voor zulke leerstellingen gevonden hebben. In feite leert heel het Nieuwe Testament duidelijk en nadrukkelijk: Alleen Jezus Christus zelf - en niemand anders - is degene die doopt in de Heilige Geest!
Hier moeten we nog aan toevoegen, dat Paulus’ gebruik van de uitdrukking ‘dopen in’ in relatie tot de doop in de Heilige Geest, overeenstemt met het taalgebruik dat we al zagen in verband met de doop van Johannes en de christelijke doop in water. In beide gevallen was de doophandeling een uiterlijke bezegeling en bevestiging van een innerlijke, geestelijke werkelijkheid, waaraan de gedoopte door geloof reeds deel had gekregen.
Hetzelfde is hier van toepassing op de uitspraak van Paulus over het verband tussen de doop in de Heilige Geest en het behoren bij het Lichaam van Christus. De doop in de Heilige Geest maakt een mens niet tot een lid van het Lichaam van Christus. Veeleer is het een bovennatuurlijk zegel, dat bevestigt dat deze persoon door het geloof reeds een lid van het Lichaam van Christus is geworden.
Dank U wel hemelse Vader, dat ik door geloof een lid van het Lichaam van Christus ben geworden, en dat U, Heer Jezus, mij heeft gedoopt in Uw Geest, als een zegel van het feit dat ik behoor tot Uw Lichaam, Uw Gemeente! Amen.