Het eerste en meest vitale gebied dat wordt beïnvloed als de genade in ons leven begint door te werken, is het gebied van onze lippen. Onze spraak wordt veranderd.
We gaan een moment terug naar het Oude Testament, Psalm 45:3, waar een profetisch beeld wordt geschetst van Christus. In de Heilige Geest kijkt de psalmist vooruit naar de komst van de Messias en zingt een schitterend loflied voor Hem:
U bent veel schoner dan de andere mensen; genade is op uw lippen uitgestort, daarom heeft God U voor eeuwig gezegend.
Merk op dat genade het eerste is wat de psalmist geopenbaard krijgt over deze schitterende Persoon, de Messias. En het eerste gebied waarop de genade vat krijgt, zijn de lippen. Misschien ken je het verhaal van de mannen die door de godsdienstige leiders naar Jezus werden toegestuurd om Hem te arresteren. Toen ze zonder Jezus terugkwamen vroegen de leiders: ,,Waarom hebben jullie Hem niet meegenomen?" Ze antwoordden: ,,Niemand heeft ooit zo gesproken als deze man!" Ze waren zo ondersteboven van Jezus' woorden, dat ze Hem niet konden arresteren. Dat was de genade die van Jezus' lippen stroomde!
De psalmist vervolgt: ...daarom heeft God U voor eeuwig gezegend. Het woordje 'daarom' is een signaalwoord; Jezus was niet voor eeuwig gezegend omdat Hij de lievelingszoon van God was. Jezus was gezegend omdat Hij beantwoordde aan de voorwaarden voor die zegen, en die was in de eerste plaats 'de schoonheid van zijn lippen' - de genade van de woorden die Hij sprak. En vanwege de genade die op zijn lippen was, zegende God Hem voor eeuwig. Wij kunnen dezelfde zegen ontvangen, als we dezelfde genade op onze lippen hebben.
Het is dus heel belangrijk om te weten hoe de 'genade van zijn lippen' (en ook die van onze lippen...) eruitziet. In Hebreeën 12:28 zien we een belangrijke verbinding tussen twee fundamentele zaken: genade en dankbaarheid. We lezen deze tekst uit twee verschillende vertalingen:
Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en godsvrucht. (HSV)
Merk wederom op dat genade resulteert in godvruchtig leven (dit is een leven waarin God zichtbaar is). Maar waar het om gaat is de frase: Laten wij daarom (...) aan de genade vasthouden en daardoor God dienen (...) Nu lezen we hetzelfde vers uit een andere vertaling:
Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag. (NBG)
Zie je het verschil? De Herziene Statenvertaling zegt: laten wij aan de genade vasthouden, en de Nieuwe Vertaling uit 1951 zegt: laten wij dankbaar zijn. Wat was er mis met de vertalers? Hebben ze even niet opgelet? Laat ik je vertellen dat ze heel goed hebben opgelet, en ze hebben allebei gelijk. Ze hebben gekeken naar twee verschillende aspecten van hetzelfde basiswoord: charis. In de Griekse taal van die tijd betekende 'genade hebben' hetzelfde als 'dankbaar zijn'. Het was het normale woord om 'dank je wel' te zeggen. Wat hieruit volgt en wat ik probeer duidelijk te maken, is dat genade en dankbaarheid met elkaar verweven zijn; je kunt geen genade hebben zonder dankbaar te zijn. En andersom: een ondankbaar iemand staat per definitie buiten Gods genade.
Tenslotte komen we nu terug op 'de genade die van Jezus lippen komt' (en die dus ook van onze lippen hoort te komen). Die is dus herkenbaar aan dankbaarheid! Vandaar dat Jezus' zelf de Vader voortdurend dankte, en ook Paulus roept zijn lezers hier voortdurend toe op (o.a. in Filippenzen 4:6, 1 Thessalonicenzen 5:18 en Kolossenzen 3:15). Gods genade vasthouden is hetzelfde als dankbaar zijn...