Als we de twee hoofddoelen van God, Zijn glorie en Zijn uitnemendheid, goed begrijpen, en het feit dat alles in het universum moet beantwoorden aan Zijn standaard van volmaaktheid, dan beginnen we voor het eerst ook de ware aard van de zonde te vatten. Zonde is eigenlijk falen in het vervullen van Gods doelen met de schepping: ten eerste Gods glorie, ten tweede, uitnemendheid of uitmuntendheid.Als je het niet in dit verband ziet, zul je altijd een onvolledig en oppervlakkig idee houden over wat zonde is. Nogmaals, zonde is het missen van de twee hoofddoelen van de Schepper: Zijn eigen glorie en uitnemendheid. Dit staat heel direct in Romeinen 3:23: Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (KJV: ...schieten tekort in het weerspiegelen van de heerlijkheid van God) Dat is de essentie van zonde. Ze schiet tekort in Gods glorie en faalt in het bereiken van Gods standaard van uitnemendheid. Het punt is dat er vele goede, fatsoenlijke mensen zijn, met een goede moraal en goede waarden en normen. Ze plegen geen moord of overspel en stelen niet. Maarze beschouwen zichzelf ook niet als zondaar. Dat is omdat ze de ware aard van de zonde niet kennen. Als je een leven leidt wat God van Zijn heerlijkheid berooft en wat niet voldoet aan Zijn standaard van uitnemendheid, dan is dat zonde. Hoe kunnen we God de glorie teruggeven die de zonde van Hem heeft geroofd? Paulus geeft het antwoord in Romeinen 4:20-21. Hij beschrijft daar Abraham als voorbeeld en vader van alle ware gelovigen en zegt: ...maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. Zie je het antwoord? Abraham gaf God de eer en de glorie. Hij vervulde het doel van de Schepper. Hoe deed hij dat? Door zijn geloof. Hij kon het niet door goede normen en waarden en door zijn gerechtigheid, want allemaal hebben we gezondigd. Maar vanuit zijn zonde gaf Abraham God de glorie, door zich naar Hem toe te keren in geloof, vertrouwend dat Hij Zijn belofte zou nakomen. Geloof geeft dus aan God de glorie terug waar de zonde Hem van had beroofd. Aan de andere kant blijft ongeloof Hem telkens opnieuw beroven van Zijn glorie. Wat een verstrekkende gedachte: ongeloof - dus ook allerlei verschijningsvormen daarvan, zoals bezorgdheid, twijfel en cynisme - berooft God van zijn glorie. Anderzijds verheerlijken we God door voluit te geloven dat Hij volbrengt wat Hij heeft beloofd. Laten we Hem op die manier toch de volle glorie geven! |