In de geschriften en het getuigenis van de eerste christenen valt op hoe rustig en zeker zij zijn over hun geloof in Christus. In Johannes 17:3 zegt Jezus: En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.
Dit is niet het gewone, algemene kennen van God uit de natuur of door ons geweten, als Schepper of als Rechter. Dit gaat God om persoonlijkkennen zoals Hij zich heeft geopenbaard in Jezus Christus. Het betekent ook niet iets weten over Jezus Christus, als een historische figuur of groot leraar. Het is het kennen van Jezus Christus zelf, direct en persoonlijk, en God in Hem.
In 1 Johannes 5:13 schrijft de apostel opnieuw: Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat u weet dat u het eeuwige leven hebt en opdat u gelooft in de Naam van de Zoon van God.
De eerste christenen geloofden niet alleen maar, het was voor hen ook een weten. Zij hadden een soort ervaringsgeloof dat in de praktijk een ‘zeker weten’ bewerkte van wat zij geloofden. Iets verderop, in vers 20 van hetzelfde hoofdstuk, schrijft Johannes wederom: Maar we weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en we zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Let op het nederige, maar toch rustige vertrouwen dat er ligt in deze woorden. Het is gebaseerd op het kennen van een persoon, en die persoon is Jezus Christus zelf.
Paulus gaf een soortgelijk persoonlijk getuigenis in zijn Tweede brief aan Timotheüs, hoofdstuk 1:12. Daar zegt hij: Want ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben ervan overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft te bewaren tot die dag. (NBG) Paulus zei niet: ‘Ik weet wat ik heb vertrouwd.’ Hij zei: Ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd… Zijn geloof was niet gebaseerd op een belijdenis of een kerk, maar op Iemand die hij persoonlijk kende: Jezus Christus. Daardoor had hij een onbezorgd vertrouwen dat zijn ziel gered was, een zekerheid die door niets in tijd en eeuwigheid aan het wankelen kon worden gebracht.
Een aantal jaren heb ik regelmatig straatsamenkomsten gehouden in de grote stad Londen. Aan het einde sprak ik soms mensen die hadden staan luisteren en dan stelde ik hen deze simpele vraag: ‘Bent u een christen?’ Heel vaak kreeg ik antwoorden als: ‘Ik denk het wel’, of ‘Ik hoop het…’, of ‘Ik probeer een christen te zijn’, of ‘Ik weet het niet...’ Al die mensen laten één ding duidelijk blijken: hun geloof is niet gebaseerd op het enige zekere fundament van het persoonlijk kennen van de Heer Jezus Christus. Als ik jou diezelfde vraag zou stellen: ‘Ben jij een christen?’ Welk antwoord zou je dan geven?
Ik wil deze week graag afsluiten met een advies uit Job 22:21: Verzoen je met God en leef met hem in vrede, dan zul je weer tot welstand komen.(NBV)