Shop Doneer

De gave van geloof

Leestijd: 3 min.

Eén van de geestelijke gaven die we gisteren tegenkwamen in 1 Korinthiërs 12 is de gave van geloof. Deze onderscheidt zich van de andere vormen van geloof (geloof als vrucht en geloof waar je uit leeft) doordat het een soevereine, bovennatuurlijke manifestatie is van de Heilige Geest die door de gelovige heen werkt. De twee sleutelwoorden zijn soeverein en bovennatuurlijk. In Mattheüs 21 en in Marcus 11 lezen we hoe Jezus met Zijn discipelen bij een vijgenboom komt die langs de weg staat. Jezus zocht naar vruchten. Toen Hij zag dat de boom alleen maar bladeren had en geen vruchten, sprak Hij een vloek over de boom uit en zei: "Laat niemand meer vrucht van u eten in eeuwigheid!" (Marc. 11:14). De volgende dag, toen ze langs dezelfde boom kwamen, waren de dis­cipelen verbaasd toen ze zagen dat de boom binnen 24 uur vanaf de wortels verdord was. "Rabbi, kijk," was het commentaar van Petrus, "de vijgenboom, die U vervloekt hebt, is verdord" (Marc. 11:21). Jezus antwoordde: "Heb geloof in God" (Marc. 11:22). Dat is althans de gebruikelijke Nederlandse vertaling. Maar wat Jezus letterlijk zei, was: ,,Heb Gods geloof'' of ,,Heb het geloof van God.'' Deze opmerking brengt het speciale soort geloof naar voren waar we hier in Korinthiërs 12 over spreken, namelijk geloof als een gave. Geloof heeft zijn oorsprong niet in de mens, maar in God. Het is een aspect van Gods eigen eeuwige natuur. Door de gave van geloof legt de Heilige Geest een deel van Gods eigen geloof op een directe en bovennatuurlijke wijze in de gelovige. Dit is geloof op een Goddelijk niveau, net zo hoog verheven boven gewoon menselijk geloof, als de hemel verheven is boven de aarde. Door te zeggen: 'Heb Gods geloof', wekte Jezus Zijn discipelen op om dit soort geloof te ontvangen en uit te oefenen, precies zoals Hij dit Zelf had gedaan. Hij vertelde hun verder dat ze met dit soort geloof niet alleen zouden kunnen doen wat ze Hem met de vijgenboom hadden zien doen, maar door het spreken van een woord zouden ze een berg kunnen verplaatsen: "Voorwaar, Ik zeg u: als u geloof had en niet twijfelde, zou u niet alleen doen wat er met de vijgenboom is gedaan, maar zelfs als u tegen deze berg zou zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren" (Matth. 21:21). Overigens sprak Jezus hier in Mattheüs 21:21 niet alleen tegen de daar aanwezige discipelen, want als we hetzelfde verhaal opslaan in het evangelie van Marcus, hoofdstuk 11:23, dan lezen we: "Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zou zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt." Met het woord 'wie' geeft Hij aan dat deze belofte geldt voor alle gelovigen. Jezus stelt aan het bereik van deze genadegave van geloof geen grenzen. De uitdrukkingen die Hij gebruikt omvatten alles en iedereen: er is geen beperking ten aanzien van de persoon die spreekt, noch aan de woorden die gesproken worden en de dingen die daardoor zullen gebeuren. Het enige waar het op aankomt, is de aard van het geloof. Het moet Gods eigen geloof zijn.


Vader, dank U wel dat U Uw geloof aan mij beschikbaar heeft gesteld. Ik sta ervoor open om Uw geloof te ontvangen, een geloof dat ver uitgaat boven mijn eigen menselijk geloof. Ik wil in gehoorzaamheid reageren op Jezus' uitspraak in Marcus 11: Heb Gods geloof. Wat een enorm voorrecht dat ik niet afhankelijk ben van mijn geloof maar dat ik Uw geloof mag ontvangen!