In het verlengde van onze overdenking van gisteren wil ik vandaag Psalm 145:1-12 aanhalen.
Ik raad je aan om deze woorden, die door de psalmist in Psalm 145 tot en over de Heer gesproken zijn, hardop en krachtig te proclameren:
Mijn God en Koning, ik zal U roemen en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd. Iedere dag zal ik U loven en Uw Naam prijzen, voor eeuwig en altijd. De HEERE is groot en zeer te prijzen, Zijn grootheid is niet te doorgronden. Generatie op generatie zal Uw werken roemen, zij zullen Uw machtige daden verkondigen. Ik zal spreken van de heerlijke glorie van Uw majesteit, en van Uw wonderlijke daden. Zij zullen de kracht van Uw ontzagwekkende daden in herinnering roepen; Uw grootheid, die zal ik vertellen. Zij zullen de mond doen overvloeien van de gedachtenis aan Uw grote goedheid, en vrolijk zingen van Uw gerechtigheid: Genadig en barmhartig is de HEERE, geduldig en groot aan goedertierenheid. De HEERE is voor allen goed, Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken. Al Uw werken zullen U loven, HEERE; Uw gunstelingen zullen U danken. Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen en van Uw macht spreken, om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken, de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk. (Psalm 145:1-12)
De verzen 10-12 verwoorden prachtig wat ik probeer duidelijk te maken. Al Uw werken zullen U loven, HEERE; Uw gunstelingen zullen U danken. Het zijn de gunstelingen, de mensen van God, die dit doen. In de eerste plaats is dat - zeker in de context van koning Davids psalmen - Gods eerste verbondsvolk, op wie Hij in het laatst van de dagen Zijn Geest zal uitstorten, zodat zij Jezus zullen herkennen als Messias. Maar in de Here Jezus zijn ook jij en ik Gods gunstelingen!
Toen de Geest van God op Jezus' discipelen viel op de eerste Pinksterdag, waar spraken zij toen allemaal over? Het antwoord is: de grote werken van God (zie Handelingen 2:11). Wat was het gevolg? Heel Jeruzalem kwam kijken wat er gebeurde (zie Handelingen 2:5-11). Als wij dezelfde proclamaties doen, dan zullen de mensen komen. Als wij de Heer gaan verhogen, begint Hij meteen mensen naar Zich toe te trekken.
Laten we het ons doel maken en onze hartsbeslissing, dat wij in alles wat we doen en zeggen, de Here Jezus Christus verhogen en verheerlijken. Vele malen zullen we tekortschieten - vooral in het begin. Maar we kunnen de Heer gewoon vragen om ons te vergeven en dan onze belofte vernieuwen dat we levende reclameborden van Jezus Christus zullen zijn.
De Gemeente heeft al lang genoeg en méér dan genoeg geadverteerd waar de duivel allemaal toe in staat is. Veel te vaak hebben we gesproken over wat de vijand kan doen, en wat hij al heeft gedaan. Laten we het - in plaats daarvan - omdraaien en volop publiciteit en promotie gaan geven aan de Heer. Hij is die publiciteit waard. Zijn 'producten' zijn hoog kwalitatief en zeer betrouwbaar. Je kunt ze vertrouwen. En ieder 'product' heeft bovendien een geschreven garantie: Gods levende Woord dat eeuwig standhoudt! (zie Jes. 40:7,8). Daar kunnen we zeker de Heer voor prijzen!
Weet je wat? Laten we dat nu direct doen! We sluiten deze overdenking af met het prijzen van de Heer, door de laatste drie verzen van Psalm 145 nog eens uit te spreken: