In het eerste verhaal van de Bijbel leidde de zonde van hoogmoed tot rebellie. De innerlijke houding van hoogmoed kwam tot uitdrukking in een uiterlijke daad van rebellie. Deze eerste zonde vond niet plaats op aarde, maar in de hemel. En ze werd niet begaan door een mens, maar door een engel - Lucifer. De wortel of oorzaak van Lucifers hoogmoed was de schoonheid en wijsheid die de Schepper hem nota bene Zelf gegeven had. Deze geschenken brachten uiteindelijk echter rebellie voort tegen dezelfde Schepper die ze aan hem gegeven had.
Ezechiël 28 is een profetisch Bijbelgedeelte dat niet alleen de toekomst openbaart, maar dat ook licht werpt op het verleden. Soms vergeten we wel eens dat profetische inzichten en bediening niet alleen betrekking hebben op de toekomst. Ze kunnen ook betrekking hebben op het verleden - dingen die we niet kunnen weten omdat we er niet bij waren. Er is voor ons geen andere manier om ze te weten te komen dan door profetische openbaring.
In dit gedeelte in Ezechiël spreekt de profeet over twee verschillende figuren die allebei te maken hebben met de stad Tyrus. De eerste wordt de 'Prins van Tyrus' genoemd, en de andere heet de 'Koning van Tyrus'. De eerste was een mens; de tweede beslist niet...
Mensenkind, zeg tegen de vorst van Tyrus:
Zo zegt de Heere HEERE: Omdat uw hart
hoogmoedig is geworden en u zegt:
Ik ben God, ik zit op de zetel van God
in het hart van de zeeën -
terwijl u een mens bent en geen God -
geeft u uw hart uit voor het hart van God. -
Zult u werkelijk in de tegenwoordigheid
van uw moordenaar blijven zeggen: Ik ben God,
terwijl u een mens bent en geen God,
en u zich in de macht bevindt van hem die u verslaat?
(Ez.28:2,9 - HSV)
Hier zien we een persoon die een man is, maar hij zegt dat hij God is. Hij is de prins, of regeerder, van Tyrus. (In de Nederlandse vertalingen staat in vers 2 foutief 'vorst', maar in de Engelse vertaling staat terecht 'prins'.) Nu zullen we dan gaan kijken naar de vorst van Tyrus, die geen mens is, in vers 11-17:
Het woord van de HEERE kwam tot mij:
Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus,
en zeg tegen hem: Zo zegt de Heere HEERE:
U, toonbeeld van volkomenheid,
vol wijsheid en volmaakt van schoonheid,
u was in Eden, de hof van God.
Allerlei edelgesteente was uw sieraad:
robijn, topaas en diamant, turkoois, onyx
en jaspis, saffier, smaragd, beril en goud.
Het werk van uw tamboerijnen en uw fluiten was bij u.
Op de dag dat u geschapen werd, waren ze gereed.
U was een cherub die zijn vleugels beschermend uitspreidt.
Daarvoor heb Ik u aangesteld.
U was op Gods heilige berg,
u wandelde te midden van vurige stenen.
Volmaakt was u in uw wegen,
vanaf de dag dat u geschapen werd,
totdat er ongerechtigheid in u gevonden werd.
Door de overvloed van uw handel
vulde men uw midden met geweld,
en ging u zondigen.
Daarom verbande Ik u van de berg van God,
en deed Ik u verdwijnen, beschermende cherub,
uit het midden van de vurige stenen.
Vanwege uw schoonheid werd uw hart hoogmoedig,
u richtte uw wijsheid te gronde vanwege uw luister.
Ik wierp u ter aarde, Ik stelde u voor koningen,
opdat zij op u neer zouden zien.
(Ezechiël 28:11-17)
Deze beschrijving is heel beeldend, en het is duidelijk dat hier niet een menselijk wezen beschreven wordt. Vers 12 zegt dat dit wezen een toonbeeld van volkomenheid was, vol wijsheid en volmaakt van schoonheid. In vers 13 lezen we dat dit schepsel in Eden was, de hof van God.
Hoogmoed, of trots, heb ik weleens beschreven als de basiszonde waar alle andere zonden uit zijn voortgekomen. Ook in jouw en mijn leven ligt deze kernzonde van hoogmoed - die uiteindelijk altijd uitmondt in onafhankelijkheid van God - altijd op de loer om ons te verleiden om ons onafhankelijk en autonoom op te stellen ten aanzien van God en Zijn leiding in ons leven.