Shop Doneer

De rechtvaardigen gescheiden van de goddelozen

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 279
(Wanneer) het stof terugkeert naar de aarde zoals het was, en de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.
Prediker 12:7

De rechtvaardigen gescheiden van de goddelozen

Ongetwijfeld is er veel wat God niet geschikt heeft gevonden om in de Bijbel te openbaren. Maar er zijn twee feiten die beslist wél duidelijk worden gemaakt:
1. Na de dood is er een volledige en blijvende scheiding tussen de heengegane geesten van de rechtvaardigen en die van de goddelozen.
2. In de periode vóór de dood en wederopstanding van Christus was de toestand van de heengegane geesten van de rechtvaardigen anders dan hun toestand nu, in deze huidige bedeling.
Naast deze twee duidelijk vastgestelde feiten licht de Bijbel van tijd tot tijd een puntje op van de sluier tussen deze wereld en de volgende en laat ons dan een glimp zien van wat daarachter ligt.
In Jesaja 14:9-10 krijgen we bijvoorbeeld een beeld van Gods oordeel over de koning van Babylon, die een onderdrukker was: Het rijk van de dood (Sheol) beneden raakte om u in beroering, om u tegemoet te gaan, wanneer u zou komen. Het schudt ter wille van u de gestorvenen wakker, al de leiders van de aarde. Het laat van hun tronen opstaan al de koningen van de volken. Zij zullen allemaal het woord nemen en zeggen tegen u: Ook u bent nu zo zwak geworden als wij, u bent aan ons gelijk geworden!
Dit verslag laat zien dat er ten minste enige herinnering is aan gebeurtenissen die zich gedurende het aardse leven van deze vertrokken geesten hebben afgespeeld. Ook is duidelijk dat er een definitieve, blijvende persoonlijkheid is na de dood; er is herkenning tussen personen; er is communicatie tussen personen; en er is een bewustzijn van de heersende omstandigheden in deze plaats van de heengegane geesten. Bovendien is er in zekere mate een overeenkomst tussen de toestand van een mens in deze wereld en de volgende. Koningen in deze wereld worden in de volgende nog steeds als koningen erkend.
In Ezechiël 32:17-32 krijgen we een soortgelijk beeld van het neerdalen in het dodenrijk (Sheol) van de heengegane geest van de koning van Egypte. In vers 18-19 spreekt God tot Ezechiël: Mensenkind, klaag over de menigte van Egypte, en doe die neerdalen - Egypte en de dochters van de machtige heidenvolken - in de onderste plaatsen van de aarde, bij hen die in de kuil zijn neergedaald. Wie gaat u in lieflijkheid te boven? Daal neer en laat u neerleggen bij de onbesnedenen!
In vers 21 lezen we dan hoe de koning van Egypte ontvangen wordt door de geesten van andere grote mannen die vóór hem in de onderwereld zijn neergedaald: De machtige helden zullen hem toespreken uit het midden van het rijk van de dood, met zijn helpers. Zij zijn neergedaald, zij liggen er, die onbesnedenen, gevallen door het ​zwaard.
Deze passage vertoont dezelfde kenmerken. Er is een continuïteit van persoonlijkheid; er is herkenning van de ene persoon door de andere; er is communicatie tussen de ene persoon en de andere; er is een bewustzijn van de heersende toestanden in deze plaats van de heengegane geesten.
Vader, hoe het precies straks ook zal zijn, met Paulus aanmoediging die hij schrijft aan de Romeinen zeg ik: Ik ben verzekerd dat dood noch leven… dat werkelijk niets mij ooit kan scheiden van Uw liefde, die U door het offer van Uw Zoon Jezus voor eens en altijd aan mij heeft bewezen. Dank U Heer! Amen.