In 2 Kor. 9:8 beschrijft Paulus de mate van Gods voorziening voor zijn dienstknechten: En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn. Wat een geweldig Bijbelvers vind ik dit! In de oorspronkelijke Griekse tekst komt het woord 'alle(s)' vijf keer voor en het woord 'overvloedig' twee keer... Dat is de maat van Gods voorziening voor zijn kinderen. Maar let op, we kunnen het alleen ontvangen door genade, niet door onze verdiensten of onze prestaties. We ontvangen Gods overvloed uitsluitend op basis van geloof in Jezus' offer aan het kruis. Als je een beetje op mij lijkt, dan heb je - net als veel andere kinderen van God - een behoorlijke strijd te voeren in je denken, om deze waarheid ook werkelijk te ontvangen. Als kind was ik niet erg godsdienstig, maar toen ik op school zat in Engeland, moest ik tien jaar lang acht keer per week verplicht naar de kerk. In die tijd vormde zich bij mij de indruk dat christenen maar beter rekening konden houden met een arm en ellendig leven. Als je uit een soortgelijke traditioneel-kerkelijke achtergrond komt, dan kan het nodig zijn om God te vragen je gedachten vrij te maken van de gevangenschap van dit traditionele denken, zeker ook op het gebied van Gods voorziening. In het belangrijke Bijbelhoofdstuk over zegen of vloek, Deuteronomium 28, lezen we: Al deze vervloekingen zullen over u komen,... omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God... omdat gij de Here, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, zult gij de vijanden, die de Here tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles. (vers 45, 47-48) Als we, door ongeloof of ongehoorzaamheid, God niet met vreugde en blijdschap dienen vanwege al onze overvloed, dan zegt God dat we vier dingen zullen gaan ervaren: honger, dorst, naaktheid en gebrek aan alles. Wat zijn deze vier dingen bij elkaar opgeteld? Precies, absolute armoede. Graag wil ik een openbaring met je delen die ik jaren geleden ontving tijdens een bezoek aan Nieuw-Zeeland. De mensen die mij en Lydia, mijn eerste vrouw, hadden uitgenodigd, hadden ons nadrukkelijk gezegd dat ze al onze onkosten zouden vergoeden. Maar toen we arriveerden, bleek dat ze niet genoeg geld hadden om onze reiskosten te vergoeden. ,,U zult moeten preken voor een collecte'', was de boodschap. Terwijl ik sprak aan de hand van deze verzen over vloek en zegen, toonde de Heilige Geest me in gedachten een beeld van Jezus aan het kruis. Hij liet me zien dat de vloek van armoede letterlijk werd volbracht in Jezus. Hij had honger, Hij had immers 24 uur lang niets gegeten. Hij had dorst; één van de laatste kruiswoorden was: ,,Mij dorst...''. Hij was naakt, want ze hadden Hem al zijn kleren afgenomen. En toen Hij stierf, bezat Hij helemaal niets meer. Hij werd nota bene begraven in een graf dat was geleend! Terwijl ik daar op het podium stond te prediken, kwam de waarheid levensgroot op me af, dat Jezus aan het kruis letterlijk de vloek van armoede volledig heeft gedragen. Niet dat Hij in het algemeen arm was. In de periode voordat Jezus aan het kruis ging, had Hij doorgaans niet veel contant geld op zak, maar Hij had altijd wat Hij nodig had. Iemand die vijfduizend mannen (plus hun vrouwen en kinderen) te eten kan geven, is beslist niet arm! Om het wat eigentijdser uit te drukken: Jezus had de Vaders creditcard op zak en die werd overal geaccepteerd! Het is misleidend om te beweren dat Jezus arm was voordat Hij aan het kruis ging. Maar op het kruis doorstónd Jezus niet alleen de vloek van armoede, Hij hief hem ook op! Nadat je hongerig, dorstig en naakt bent geweest en gebrek hebt gehad aan alles, kan je armoede niet erger meer worden. Niemand kan armer zijn dan dat! Deze openbaring brak op de een of andere manier door bij de mensen in Nieuw-Zeeland. Er waren slechts drie- of vierhonderd mensen en ze waren niet rijker dan gewoon. Toch gaven ze zo overvloedig, dat alle onkosten voor Lydia en mij waren gedekt voor de resterende tijd van ons verblijf en bovendien voor onze heen- en terugreis. Zij hadden een openbaring gekregen dat Jezus aan het kruis de vloek van onze armoede doorstond, zodat wij gezegend zouden worden met Zijn overvloed. |