Enkele jaren na mijn diensttijd in Noord Afrika waren mijn vrouw Lydia en ik in Joods Jeruzalem, toen de Staat Israël een feit werd, op 15 mei 1948. Toen deze gebeurtenis werd aangekondigd, was Joods Jeruzalem belegerd door vijf Arabische legers. Aan de volledige, kleine Staat Israël werd op de dag dat het een natie werd, de oorlog verklaard door de vijf omliggende Arabische landen. Twee miljoen Joden stonden tegenover ongeveer veertig miljoen goedbewapende Arabieren, die voornemens waren de Joden de zee in te drijven en hen te vernietigen. Voor deze gebeurtenis had mijn vrouw al twintig jaar in Jeruzalem doorgebracht. Ze had al veel van de eerdere rellen, beroering en conflicten meegemaakt. Daardoor had ze ook gezien dat de Joden totaal onvoorbereid waren om zichzelf te verdedigen tegen zo'n overmacht. Ze had zelfs gezien hoe Joodse mensen broodmessen op bezemstelen bonden als primitieve wapens. Maar ze had ook afgrijselijke dingen gezien. Ze was er getuige van geweest dat kleine Joodse baby's de armen werden uitgetrokken en van daken werden gegooid. Zelf heb ik ook gruwelijke dingen gezien in die tijd. Kort voordat de Staat Israël een feit werd, woonden wij in een bepaald gebouw in het centrum van Jeruzalem. Onze dochter Elizabeth, ons jongste meisje dat toen pas vier was, kwam op een dag naar me toe en zei: ,,Papa, papa. Er liggen een heleboel dode mensen in de straat." Ik ging naar het raam, en wat ik zag was dit: een patrouille van jonge Joodse vrijwilligers was buiten Jeruzalem overvallen door een groep Arabieren. Die hadden hen gedood en daarna in kleine stukjes gesneden. Een Britse truck was gestuurd om de lichamen op te ruimen en ze naar het centrum van Jeruzalem te brengen, vlak voor ons flatgebouw. De truck bracht hen daarheen, zodat ze met een Joodse ambulance begraven konden worden. Dit afschuwelijke incident gaf mij direct bewijs van wat ik kon verwachten als de Arabieren de overhand zouden krijgen in hun pogingen om Jeruzalem te veroveren. Zonder melodramatisch te zijn, kan ik je vertellen dat in die tijd iedere Joodse moeder geadviseerd werd om een geladen revolver in huis te hebben, met voor iedere dochter een kogel en één extra voor zichzelf... De instructie daarbij was ze te gebruiken als de stad zou worden overgenomen door de Arabieren. Te midden van deze ernstige, nijpende situatie, richtten mijn vrouw en ik ons in gebed tot God. Tegen de achtergrond van deze verschrikkingen, baden we samen. Ik wil je graag vertellen wat mijn vrouw bad. Ik hoorde haar dit zeggen: ,,Heer, verlam de Arabieren." Al snel na de aankondiging dat Israël een staat zou worden, groeiden de gevechten uit tot een open oorlog in Jeruzalem. De Hagana, het Joodse vrijwillige leger, vroeg onze toestemming om een buitenpost op te zetten in onze achtertuin. Ik wist dat ze dat toch wel zouden doen, of we nu ja of nee zouden zeggen, dus uit beleefdheid zei ik ja. Daar waren ze dan, in onze achtertuin, dus geleidelijk aan raakten we vertrouwd met deze jonge Joodse mannen. Toen na bijna twee maanden van strijd het eerste staakt-het-vuren was opgelegd door de Verenigde Naties, kwamen deze mannen in onze woonkamer en praatten met ons. Zij hadden vaak middenin de gevechten gestaan die hadden plaatsgevonden. Op een dag waren ze weer met ons aan het praten in onze woonkamer en ze zeiden: ,,Weet je, het is zo opmerkelijk. We gingen een gebouw binnen of een andere plaats waar een gevecht plaatsvond, en de Arabieren waren met zoveel meer. Zij zijn veel beter bewapend dan wij en toch leek het alsof ze niets konden doen. Het was alsof ze verlamd waren." In ons eigen huis echode deze jongeman de exacte woorden die Lydia had gebeden! Zie je hoe machtig God is? Niet alleen beantwoordt Hij ons gebed, maar Hij laat ons ook weten dát Hij het heeft beantwoord, op de meest specifieke, authentieke, actuele manier die denkbaar is. |