Shop Doneer

Een banier van overwinning!

Leestijd: 2 min.
We zijn nu toe aan de derde verbondsnaam waarmee God zichzelf in de bijbel openbaart: Jahweh Nissi - 'De Heer is mijn banier'. Deze verbondsnaam van Jahweh wordt genoemd in Exodus 17. Hier wordt verteld over een gebeurtenis tijdens de reis van Israël door de woestijn naar het Beloofde Land. Israël wordt uitgedaagd door één van de heidense volken uit dat gebied, de Amalekieten. Israël moest vechten om zijn tocht voort te kunnen zetten. Uiteindelijk was Israël succesvol in het gevecht en werden de Amalekieten verslagen. Israël kon zijn reis voortzetten. We kijken naar het verslag van deze gebeurtenis.
In Refidim werd Israël aangevallen door de Amalekieten (Exodus 17:8).
En vijf verzen verder lezen we de uitkomst van het gevecht:
Zo versloeg Jozua het leger van Amalek tot de laatste man. De HEER zei tegen Mozes: 'Leg deze overwinning in een oorkonde vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat Ik zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.' Toen bouwde Mozes een altaar, en hij noemde het 'De Heer is mijn banier' (Exodus 17:13-16).
Dit is dus niet een op zichzelf staande gebeurtenis, maar één van blijvende betekenis. De les is dat tijdens onze reis, die op sommige momenten zeker iets weg heeft van een tocht door de woestijn, tijdens onze weg om de erfenis te behalen die God voor ons heeft, er altijd tegenstand zal zijn. Dit is niet iets wat slechts één keer gebeurt, het zal gebeuren van generatie op generatie. En de Heer zegt hier dat Hij onze kant zal kiezen. Hij zal naast ons staan als we tegenstand ondervinden, maar we zullen wel strijd moeten voeren. De hulp die de Heer ons daarbij geeft, wordt naar voren gebracht in de naam die Mozes aan het altaar gaf dat hij bouwde: 'De Heer is mijn banier'. Het betekent dat de Heer ons een banier heeft gegeven die ons de overwinning brengt in de strijd die we te voeren hebben.
Over deze strijd staat in het Nieuwe Testament veel te lezen. Bijvoorbeeld in Efeziërs 6:12:
Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.
Met andere woorden, ook wij als christenen zullen tegenstand en strijd ervaren. Onze strijd is echter niet gericht tegen vijanden met een menselijk lichaam, maar tegen geestelijke, satanische machten van het kwaad, die onze reis tegenwerken.

Heer, leer mij wat het is om het vaandel van overwinning op te heffen als ik me in het nauw gedreven voel door geestelijke vijanden. Dank U wel dat U mij steeds de overwinning geeft, als ik in geloof de strijd aan ga! Amen.