Leer mij, HEERE, uw weg,
ik zal in Uw waarheid wandelen,
maak mijn hart één om Uw naam te vrezen.
Heere, mijn God, ik zal U loven met mijn hele hart,
ik zal Uw Naam eren tot in eeuwigheid.
(Psalm 86:11-12)
Verlangen wij echt om in de waarheid van God te wandelen? Zo ja, dan moeten we zorgvuldig acht slaan op deze woorden van David, want hij concentreert zich op twee essentiële vereisten.
In de eerste plaats wijst David op onze behoefte aan onderwijs dat alleen God kan geven. Leer mij, Here, uw weg, ik zal in uw waarheid wandelen. Als we aangewezen zouden zijn op onszelf, dan konden we Gods waarheid niet eens onderscheiden, laat staan toepassen in ons leven. Uit onszelf zijn we niet in staat op Gods weg te blijven, tenzij Hij zelf, in Zijn genade, ons die weg laat zien.
In de tweede plaats richt David zijn aandacht op ons hart en op de houding die noodzakelijk is om Gods onderwijs te ontvangen en toe te passen. Hij zegt in vers 11: Maak mijn hart één (maak het onverdeeld) en vervolgens zegt hij in vers 12: Ik zal U loven... met mijn hele hart.
Tot twee keer toe benadrukt hij aspecten van het hart: Een hart dat één is en onverdeeld... en verderop: met mijn hele hart... Hierin zien we de beslissende factor: ons hart moet onverdeeld zijn. We mogen niet verdeeld zijn. We kunnen geen tegenstrijdige belangen toelaten, geen compromis, geen dubbele loyaliteit. Al onze bronnen moeten in God zijn, en al onze verwachtingen moeten gericht zijn op Hem.
Ik heb ontdekt dat hoe verder we komen in ons leven met God, hoe minder alternatieven er overblijven. De weg wordt steeds smaller. Uiteindelijk zijn zij die de weg volbrengen, degenen die hun totale voldoening hebben gevonden in God alleen. Het is niet 'God-en-nog-iets-anders', maar God alleen. Ons hart is onverdeeld, als we naar niemand anders dan naar God zien voor onze voldoening, onze vrede, ons leven.