In de komende dagen gaan we kijken naar de vierde verbondsnaam van Jahweh: Jaweh Sjaloom - 'De heer is vrede'. Deze naam wordt geopenbaard in het zesde hoofdstuk van Richteren. Het gaat om een gebeurtenis uit het leven van Gideon. Een heidens volk uit het zuiden, de Midjanieten, had het land van de Israëlieten overwonnen en onderdrukte hen wreed. De Israëlieten leefden bijna als vluchtelingen in hun eigen land. Een jongeman, Gideon genaamd, was stiekem tarwe aan het malen in een wijnpers, zodat de Midjanieten het niet zouden zien. Anders zouden ze hem de tarwe hebben afgepakt. Dan verschijnt plotseling een engel van de Heer aan Gideon, die hem vertelt dat hij een instrument zal worden in Gods handen, om de Midjanieten te verslaan en de Israëlieten te bevrijden. Gideon vond dit heel moeilijk om te geloven. Hij dacht dat hij absoluut niet geschikt was voor die taak, maar de engel van de Heer vertelde hem dat hij een man van geweldige waarde was en hij gaf hem de strategie die hij moest gebruiken om de Midjanieten te verslaan. Dan, aan het einde van de ontmoeting, wil Gideon meer weten over deze engel die aan hem is verschenen, en hij wil hem een offer aanbieden. Daar pakken we het verhaal op vanuit de bijbel, in Richteren (of: Rechters) 6, te beginnen bij vers 17.
Toen zei Gideon: 'Heer, als ú het bent die tot mij spreekt en ik uw gunst geniet, geef me dan een teken. Gaat u vooral niet weg, ik wil iets halen om u aan te bieden.' 'Goed,' antwoordde de HEER, 'ik blijf hier totdat je terugkomt.' Gideon ging snel naar huis, maakte een geitenbokje klaar en bakte ongedesemd brood van een efa tarwebloem. Hij legde het vlees in een mand en goot het kookvocht in een kom, bracht het naar degene die onder de terebint zat te wachten en bood het hem aan. De engel van God zei tegen hem: 'Leg het vlees en de broden hier op dit rotsblok en giet het kookvocht erover uit.' Gideon deed wat hem gevraagd was. Toen raakte de engel van de HEER met het uiteinde van zijn staf het voedsel aan en meteen laaide er een vuur uit het rotsblok op dat het vlees en de broden verteerde. Tegelijk was ook de engel van de HEER verdwenen. Toen begreep Gideon dat het een engel van de HEER was geweest, en hij riep uit: 'Nee, HEER! Nee, mijn God! Ik heb oog in oog gestaan met een engel van de HEER!' Maar de HEER stelde hem gerust: 'Je hoeft niet bang te zijn, je zult niet sterven' (Richt. 6:17-23)
In de tijd van het Oude Testament werd in het algemeen gedacht dat wie een engel van de Heer zag, dat waarschijnlijk niet zou overleven. Dus Gideon dacht dat zijn laatste uur geslagen had. Maar de Heer zei tegen hem: 'Je hoeft niet bang te zijn, je zult niet sterven.' Uit dankbaarheid hiervoor en als reactie op de openbaring die hij had ontvangen, bouwt Gideon een altaar:
Toen bouwde Gideon daar een altaar voor de HERE, en noemde dat De HERE is vrede (vers 24, NBG).
Wat een indrukwekkend verhaal. Laten we vandaag stil staan bij de enorme genade van God, dat Hij ons mensen bezoekt. In zo'n ontmoeting met de levende God krijgen we te horen dat we niet bang hoeven zijn, maar dat we van grote waarde zijn (God noemde Gideon zelfs 'een sterke held') en dat Hij ons wil gebruiken. Het resultaat is diepe, persoonlijke vrede.