I.v.m. de kerstvakantie worden er tussen 24-12-2024 en 3-1-2025 geen bestellingen verstuurd. Bestel snel jouw items!

sluit
Shop Doneer

Geen gevoel, maar een recht!

Leestijd: 2 min.

Nu we de enorme reikwijdte van de eerste zegening – toegang tot Gods aanwezigheid – hebben gezien, gaan we weer terug naar Hebreeën 10, voor de tweede zegening van het nieuwe verbond:

Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs een nieuwe en levende weg… (vers 19- 20a)

Het woord ‘vrijmoedigheid’ hier is geen subjectief woord, maar objectief. Met andere woorden, het is geen gevoelsmatige vrijmoedigheid die te maken heeft met durf, maar een legale of wettige vrijmoedigheid. Deze komt voort uit een absoluut, onbetwistbaar recht op toegang tot Gods troon. Of ik me al dan niet vrijmoedig voel is minder belangrijk. Het woord ‘vrijmoedigheid’ is wat dat betreft een beetje misleidend. Het gaat namelijk om een onvoorwaardelijk recht op toegang, door het bloed van Jezus.

In Leviticus 16 staan de ceremoniën beschreven hoe onder het Oude Verbond de hogepriester toestemming kreeg om het allerheiligste te betreden. Deze toestemming gold voor slechts één dag in het jaar: de grote verzoendag. Tegenwoordig noemen de Joden dit Yom Kippur, de dag van bedekking. Dit is voor de orthodoxe Joden nog altijd een dag van vasten en rouw. Dit hele hoofdstuk is opnieuw een geweldige beschrijving van de waarheden over het binnengaan in het allerheiligste, maar ik wil nu specifiek kijken naar het bloed van het zondeoffer.

Dan moet Aäron de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, aanbieden, voor zichzelf en zijn gezin verzoening doen, en de jonge stier als het zondoffer dat voor hemzelf bestemd is, slachten. Verder moet hij van het altaar voor het aangezicht van de Heer een vuurschaal vol vurige kolen nemen, met beide handen vol fijngestoten geurig reukwerk, en dit binnen het voorhangsel brengen. (vers 11-12)

Merk op dat het bloed en het reukwerk van het altaar vermengd moeten worden om toegang tot het heilige der heiligen te verkrijgen.

Hij moet dan het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van de Heer, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, bedekt en hij niet zal sterven. (vers 13)

Het betrof hier geen lege, godsdienstige ceremonie. Het ging hier om leven en dood – voor de priester en het hele volk. Als de priester niet zou worden aanvaard, verloor het hele volk haar voorrecht om voor God te staan. De priester was de vertegenwoordiger van het volk.

We vervolgen morgen met het zwaarwichtige, betekenisvolle ritueel van de verzoendag. Vandaag staan we een moment stil bij onze belangrijke rol als priesters. Door Jezus’ offer sterven we niet, maar leven wij, om God te aanbidden en ambassadeurs te zijn van de verzoening tussen God en mensen (zie 2 Korinthiërs 5:18-20). Door het bloed van Jezus is dit geen gevoelsmatig, leeg ritueel of gevoel, maar een recht!

Gebed van de dag

Vader, doordring mij diep van het voorrecht - maar ook het RECHT – op basis van Jezus’ offer, om een vertegenwoordiger, een ambassadeur te zijn van de verzoening die Jezus bewerkte voor mij, voor mijn gezin, en voor het hele volk! Amen.