Shop Doneer

Geen kwantiteit, maar kwaliteit van geloof

Leestijd: 2 min.
In Lukas 8:22-25 vinden we het verhaal van Jezus en Zijn discipelen, die het Meer van Galilea in een boot oversteken en plotseling worden overvallen door een ongewoon heftige storm. De discipelen maken Jezus, die achterin lag te slapen, wakker en roepen: "Meester, Meester, wij vergaan!" Het verhaal vervolgt: "Toen stond Hij op en bestrafte de wind en de golven. En ze gingen liggen en er kwam stilte." Het geloof dat Jezus hier uitoefende, was duidelijk niet op menselijk niveau. Normaal staan wind en zee niet onder het gezag van de mens. Maar op het moment dat er nood was, ontving Jezus een speciale gave van het geloof van Zijn eigen Vader. En toen, door een woord dat met dat geloof werd uitgesproken, bracht Hij tot stand wat de mens onmogelijk acht - onmiddellijk kalmeerde de storm. Toen het gevaar voorbij was, wendde Jezus Zich tot Zijn discipelen en zei: "Waar is uw geloof?". In feite vroeg Hij: Waarom konden jullie dat niet doen? Waarom moest Ik het doen? Daarmee gaf Hij te kennen dat het kalmeren van de storm voor de discipelen even gemakkelijk geweest zou zijn als voor Hem - als zij het juiste soort geloof hadden uit­geoefend. Maar op het moment van de crisis had de storm haar uitwerking op de zintuigen van de discipelen, waardoor angst hun hart kon binnenkomen, en geloof werd buitengesloten. Daartegenover had Jezus Zijn hart geopend voor de Vader en ontving Hij van Hem de bovennatuurlijke gave van geloof, die nodig was om met de storm af te rekenen. Later stond Jezus tegenover een ander soort storm - een jongen die over de grond rolde in een epileptische aanval en een vader die doodsangsten uitstond en smeekte om hulp. Jezus rekende met deze storm af op precies dezelfde manier als Hij gedaan had op het Meer van Galilea. Hij sprak met gezag een woord van geloof, dat de boze geest van de jongen uitdreef. Toen Zijn discipelen Hem vroegen waarom zij dat niet hadden gekund, zei Hij hun rechtuit: "Vanwege uw on­geloof". Toen vervolgde Hij: "Want voorwaar, Ik zeg u: Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn." (Matth. 17:20) Jezus gebruikt een mosterdzaadje als maatstaf. Hiermee geeft Hij een hoeveelheid, een kwantiteit aan. In Mattheus 13:32 leren we vervolgens dat een mosterdzaad het kleinste is van alle zaden. Met andere woorden, Jezus vertelt ons dat het niet de kwantiteit, de hoeveelheid geloof is waar het op aan komt, maar de kwaliteit. Als iemand het juiste soort geloof heeft, dan is de hoeveelheid van een mosterdzaadje al genoeg om een berg te verplaatsen!


Vader, dank U wel dat er niets onmogelijk is. Ik wil mij uitstrekken om de juiste soort geloof te ontvangen, waarbij het niet meer gaat om de hoeveelheid geloof. Ik zie vol verwachting uit naar de mogelijkheden die U geeft met Uw geloof. Wat bent U goed dat U Uw mogelijkheden met mij wilt delen, ik prijs U!