Het feit dat iemand zich van zijn zonden heeft bekeerd en de verlossing in Christus heeft aangenomen, wil nog niet zeggen dat zijn karakter onmiddellijk is veranderd. Het proces van verandering is in werking gesteld, maar het duurt vaak vele jaren voordat die verandering echt doorwerkt in elk gebied van iemands karakter. Toen David gladde stenen nodig had die in zijn slinger pasten, zodat hij Goliath ermee kon vellen, waar ging hij toen naartoe? Naar boven, op de berg? Nee, hij ging de vallei in - een lage plaats, een plaats van nederigheid. Daar, in de beek, vond hij de stenen die hij nodig had. Wat had de stenen zo glad gemaakt? Twee zaken: ten eerste het water dat voortdurend over de stenen had gestroomd. Ten tweede, het voortdurend tegen elkaar aan schuren van de stenen. Wat een prachtig beeld van hoe ons karakter als christen wordt gevormd. Ten eerste is het nodig om voortdurend gewassen te worden door het waterbad van Gods Woord (zie Efeze 5:25). Ten tweede hebben we persoonlijke relaties nodig, waarin onze scherpe kantjes eraf worden geslepen, net zolang tot we glad geworden zijn. We zijn 'levende stenen' die voortdurend moeten worden gladgemaakt (zie 1 Petrus 2:5). Als Jezus 'gladde stenen' nodig heeft voor Zijn overwinningen op de Goliaths van onze tijd, waar gaat Hij dan bruikbare stenen zoeken? Dan gaat Hij ook naar de beek in de vallei, de plaats van nederigheid. Daar, in de beek - het beeld van de gemeente - kiest hij mooie, ronde stenen uit die glad geworden zijn door de voortdurende wassing met Gods Woord en door de positieve, maar soms o zo schurende druk van voortdurende gemeenschap met andere gelovigen, die elkaar slijpen in hun onderlinge relaties. Het is een bewijs van geestelijke volwassenheid als we onze medegelovigen oprecht liefhebben, niet alleen om wie ze zijn, maar ook om wat ze betekenen voor Jezus, die Zijn eigen bloed voor ieder van hen heeft vergoten. |