Hij opende een rots en er vloeiden wateren uit,
die als een rivier door de dorre plaatsen stroomden.
(Psalm 105: 41)
We zien hier een prachtig en aansprekend voorbeeld van Gods zorg voor zijn volk Israël, gedurende hun veertig jaar durende zwerftocht door de woestijn. Het land was droog en dorstig. Er waren geen rivieren, geen stromen, geen plassen... Kortom, water was gewoon bijna nergens te vinden.
Toch voorzag God in het water dat ze nodig hadden, en dan nog wel in overvloed! De manier waarop Hij hierin voorzag was zijn achtst uitgedrukt hoogst ongebruik: uit een rots!
Als je kijkt naar een rots in de woestijn - een gelegenheid die ik vele malen heb gehad - dan lijkt die keihard is en onverzettelijk. Onwillekeurig denk je: zou daar ook maar iets goeds uit kunnen voortkomen?
We begrijpen inmiddels echter dat God Zélf bij de mensen was; in de vermomming van een rots. ... Feitelijk dronken zij uit een geestelijke steenrots, Die hen vergezelde op hun reis, en die steenrots was Jezus Christus (1 Korinthe 10: 4). God Zelf was de rots en uit Hem kwam de voorziening voor zijn volk, in overvloed.
Het was voor Israël ook belangrijk om te weten hoe ze de rots moesten benaderen. Eén keer kreeg Mozes de opdracht op de rots te slaan. Een volgende keer echter, moest hij tot de rots spreken. Telkens als hij in geloof en vanuit gehoorzaamheid de rots benaderde, stroomde uit die schijnbaar droge en onvriendelijke steenmassa een overvloed van heerlijk, sprankelend water, dat als een rivier de dorre streken vruchtbaar maakte.
Vaak ziet het er in onze levens net zo uit. We maken een dorre tijd mee, waarin we ons onvervuld voelen en het idee hebben dat we tekort komen. Maar God is aanwezig. Hij is er in de gedaante van een rots: iets wat hard en onbuigzaam lijkt, iets waarvan we ons misschien liever zouden afwenden. Maar als we God in die situatie herkennen en in geloof en gehoorzaamheid tot Hem komen, dan wordt de rots tot een bron van alles was we nodig hebben.