In zijn eerste brief aan de Korinthiërs herinnert Paulus de christenen uit Korinthe aan hun vroegere levens:
Broeders, denk aan wat jullie waren toen jullie werden geroepen. Weinigen van jullie waren wijs volgens de menselijke normen; weinigen waren invloedrijk; weinigen waren van adellijke afkomst. (1 Korinthe 1:26, NASB)
Hier benoemt Paulus drie dingen die maken dat mensen ‘roemen’ en op zichzelf vertrouwen;
1. wijsheid of opleiding;
2. sociale of politieke invloed (macht); en
3. afkomst.
Paulus herinnert de Korinthiërs eraan dat zij niet kunnen bogen op één van deze zaken. Dan gaat hij verder:
Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen. (1 Korinthe 1:27-28, NBG)
Dit is een verbazingwekkend lijstje van wat God heeft uitgekozen. Hij heeft de dwaze dingen gekozen, de zwakke, de lage, de verachte en zelfs de dingen die niets zijn; om de kracht te ontnemen aan alle dingen die wel ‘iets’ zijn. Paulus geeft ons vervolgens ook de reden daarvan:
…opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing. (1 Korinthe 1:29-30, NBG)
Paulus legt dus uit dat we van onszelf helemaal niets hebben. Het is niet onze eigen gerechtigheid, onze eigen heiligheid of verlossing. Maar in de wijsheid van God, is Christus al deze dingen voor ons geworden. Het is zijn genade, die deze dingen in ons leven produceert.
…opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here. (1 Korinthe 1:31, NBG)
God is zo groot dat we geen tijd hebben om in alle eeuwigheid ook maar over iets of iemand anders te roemen, dan over Hem en Zijn genade. In Galaten 6:14 schrijft Paulus nog een overweldigende waarheid die dit aanvult:
Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Heere Jezus Christus, door wie de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld.
Wie beseft in welke tijd Paulus leefde, weet ook waar het kruis voor stond. Het was het ultieme kenmerk van schande en laagheid. Een Romeins staatsburger kon zelfs niet eens gekruisigd worden; zij kregen altijd een andere vorm van executie toebedeeld, omdat de kruisiging te vernederend en onterend was. Het Romeinse Rijk stond niet toe dat deze schande werd toegebracht aan een Romeins staatsburger. Daarom was er een wet die voorschreef dat een Romein nooit mocht worden gekruisigd. Paulus was een Romeins staatsburger, dus werd hij niet gekruisigd. Hoogst waarschijnlijk is hij onthoofd met het zwaard. Het kruis was de ultieme schande en vernedering. En hier zegt hij dat de meest schaamtevolle en vernederende gebeurtenis in zijn cultuur, de kruisiging van de Heer Jezus Christus, het enige is waarover hij wil opscheppen. En waarom? Omdat daardoor – en door niets anders - Gods genade voor ons beschikbaar kwam!