Shop Doneer

Het aanstellen van diakenen

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 264


Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken. Zo werden Barnabas en Saulus uitgezonden door de heilige Geest.
Handelingen 13:3-4a (NBV)

Het aanstellen van diakenen

Laten we vandaag beginnen met het lezen van Handelingen 6:1-6. Hier vinden wij een verslag van de aanstelling van zeven mannen in een verzorgende functie, in de gemeente te Jeruzalem:
In die dagen, toen het aantal discipelen steeds toenam, ontstond er gemor van de Griekssprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij het dagelijkse dienstbetoon over het hoofd gezien werden. En de twaalf riepen de menigte van de discipelen bij zich en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen. Zie daarom uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid, die wij voor deze noodzakelijke taak zullen aanstellen. Wij echter zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord. En dit woord behaagde heel de menigte; en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en van de Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nicanor, Timon, Parmenas en Nicolaüs, een proseliet uit Antiochië. Zij leidden hen vóór de apostelen, en die legden hun, nadat zij gebeden hadden, de handen op.
Bijna alle commentatoren zijn het er over eens dat het ambt waarin deze mannen werden aangesteld datgene is wat met de officiële titel van ‘diaken’ wordt aangeduid. Wij zien dus dat de aanstelling van deze mannen als ‘diakenen’ werkzaam werd gemaakt door handoplegging van de gemeenteleiders.
Het woord ‘diaken’ in de oorspronkelijke vorm betekent ‘dienaar’. In Handelingen 6:2 is de hoofdtaak van de diakenen het ‘bedienen van de tafels’ - dat wil zeggen, toezien op de materiële behoeften van de gemeente. Hiermee dienden zij ook de apostelen.
De procedure voor de aanstelling van diakenen wordt geschetst in Handelingen 6:3-6. De apostelen delegeerden aan de gemeente als geheel de verantwoordelijkheid om onder hen een aantal mannen uit te kiezen die geschikt waren voor het ambt van diaken. Nadat deze mannen door de gemeente waren uitgekozen, werden ze voor de apostelen gesteld, die eerst met hen baden en hun daarna de handen oplegden. Die daad van het opleggen van handen op deze diakenen, had drie belangrijke bedoelingen.
1. Allereerst erkenden de apostelen deze mannen hierdoor in het openbaar als bekwaam om het ambt van diaken te bekleden.
2. Vervolgens droegen zij in het openbaar deze mannen aan God op, voor de taak waarvoor zij waren uitgekozen.
3. Tot slot droegen zij op deze mannen een mate van hun eigen geestelijke genade en wijsheid over, die nodig was voor de taak die zij moesten uitvoeren. In dit verband is het belangrijk om op te merken dat bij twee van deze als diakenen aangestelde mannen - Stefanus en Filippus - zich daarna bijzondere eigen geestelijke bedieningen ontwikkelden.
Lieve Hemelse Vader, helpt U mij groeien in geloof in het ontwikkelen van de gaven om die taken die U voor mij heeft in Uw kracht te volbrengen, in mijn gezin, in mijn gemeente, in mijn werk en in de buurt waar ik woon. Amen.