In Kolossenzen 4:12 vermeldt Paulus het gebed van Epafras voor de christenen te Kolosse, dat zij volmaakt en volkomen, vaststaan in heel de wil van God. Om zo volmaakt en volkomen in de volheid van Gods wil te staan, moet een christen zich bedienen van alles waar God in heeft voorzien in Christus. Hij of zij kan geen enkel deel van Gods volledige voorziening achterwege laten en dan verwachten dat een ander deel van Gods voorziening die lege plaats wel kan innemen.
Bewust of onbewust denken veel christenen dat, omdat ze al deel hebben aan een paar onderdelen van Gods voorziening voor hen, zij zich niet bezorgd hoeven te maken over andere, missende onderdelen.
Sommige christenen leggen bijvoorbeeld grote nadruk op het getuigen met de mond, maar gaan slordig om met de praktische aspecten van het dagelijkse leven als christen. Omgekeerd letten andere christenen zorgvuldig op hun gedrag, maar getuigen niet openlijk tegenover hun vrienden en buren. Elk heeft de neiging om de ander te bekritiseren of te minachten. Toch hebben beide ongelijk. Een goed leven als christen is geen vervanging voor het getuigen met de mond. Anderzijds, het getuigen met de mond is geen vervanging voor een goed christelijk leven. God vraagt beide.
Of: sommige gelovigen leggen grote nadruk op geestelijke gaven, maar verwaarlozen geestelijke vrucht. Anderen leggen alle nadruk op geestelijke vrucht, maar zoeken niet ijverig naar geestelijke gaven. Paulus zegt in 1 Korinthiërs 14:1: Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven. God verlangt zowel geestelijke gaven als geestelijke vrucht. De gaven kunnen niet de vrucht vervangen, en andersom is vrucht geen vervanging voor de gaven.
Nog een voorbeeld: bij het verkondigen van de waarheid van het Evangelie zijn er gelovigen die alleen de feiten van Gods voorkennis en voorbestemming benadrukken, terwijl weer anderen alleen die teksten noemen die gaan over de vrije reactie van de wil van de mens. Deze twee verschillende manieren van benadering leiden vaak tot het een of andere leerstellige conflict. Toch zijn beide op zichzelf onvolledig en zelfs misleidend. Het totale plan van de verlossing heeft ruimte voor Gods voorbestemming aan de ene kant, en voor de vrije keuze van de mens aan de andere kant. Het is verkeerd om op één van beide de nadruk te leggen en daarbij de andere uit te sluiten.
Ditzelfde is ook van toepassing op de doop in de Heilige Geest. Voor gelovigen die oprecht verlangen binnen te gaan in de volheid van een overwinnend en vruchtbaar christelijk leven is de doop in de Heilige Geest de grootste hulp waarin God heeft voorzien. Maar ook al is dit zo, het is geen vervanging voor enig ander onderdeel van de christelijke ervaring of plicht. De doop in de Geest is bijvoorbeeld geen vervanging voor regelmatige persoonlijke bijbelstudie; of voor een dagelijks leven van toewijding en zelfverloochening; of voor trouw deelnemen aan een lokale gemeente.