Dit thema eindigen we met twee schriftgedeelten die Gods overvloed in het juiste perspectief plaatsen. Ten eerste Spreuken 13:7: Sommigen stellen zich rijk aan, terwijl zij in het geheel niets hebben; anderen houden zich arm bij veel bezit. Sommigen houden zich opzettelijk afzijdig van de materiële rijkdom van deze wereld en maken zichzelf arm, terwijl ze in de geestelijke wereld grote rijkdom hebben. Volgens mij was Paulus zo iemand. Zijn getuigenis in 2 Kor. 6:4 is het tweede Schriftgedeelte dat we bekijken. Het begint als volgt: Wij doen onszelf in alles kennen als dienaren Gods... gevolgd door een lange lijst van alle dingen die hij en zijn metgezellen hadden ervaren, waarvan het merendeel niet voorkomt op het lesprogramma van de gemiddelde Bijbelschool. Ze kenmerkten zich in geduld, verdrukking, noden, benauwdheden, slagen, gevangenschappen, oproeren, moeiten, slapeloosheid, vasten (zie vers 4 en 5). Paulus gaat vervolgens verder met het opsommen van nog andere manieren waarop hij en zijn werkers zich als dienaren van God hadden doen kennen: ...als niet bekend en toch wél bekend; als stervend en zie, wij leven; als getuchtigd, maar niet ten dode, als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend. (vers 9-10) Armoede is een vloek. Gods voorziening is overvloed. Maar let niet alleen op de materiële wereld, want op het moment dat je sterft, is daarmee je leven hier op aarde afgelopen. Aan de mensen met de juiste prioriteiten biedt God grotere en blijvende rijkdom aan, die ook nog eens voor eeuwig duurt! De omwisseling toepassenLaten we deze omwisseling opnieuw in een belijdenis verwoorden en uitspreken:Jezus doorstond mijn armoede, zodat ik in zijn overvloed kon delen. |