Gisteren zagen we dat de naam Jezus 'Redding van de Heer' betekent, net als de naam Jozua of Yehoshua. Laten we kort kijken naar de rol van Jozua in het Oude Testament. God voerde de Israëlieten uit Egypte, onder aanvoering van hun grote leider Mozes. Maar Mozes kon - als beeld van de Wet - Israël niet het Beloofde Land binnen leiden. Er moest een nieuwe leider opstaan, Jozua, wiens naam 'redding' betekent. Hierin zien we volgens mij een prachtig beeld van wat Jezus voor ons deed in het Nieuwe Testament. Hij is de leider die - als enige - in staat is ons het land van Gods beloften binnen te leiden, het 'land van de verlossing' Onze verlossing ligt in een persoon, niet in religie, niet in het houden van geboden of in gebruiken. Hoe goed en nuttig deze op zichzelf ook zijn, ze zijn onvoldoende om ons redding te brengen. Voor redding hebben we een persoon nodig, Jezus de Redder.
Het getuigenis van Gods dienstknecht Simeon
Deze waarheid wordt nog duidelijker in het verhaal van de baby Jezus. Toen zijn ouders Hem naar de tempel brachten om daar het gepaste offer te brengen zoals de wet voorschreef, ontmoetten ze een oude man, Simeon. Deze nam, geleid door de Heilige Geest, het kind Jezus in zijn armen en sprak een prachtig gebed uit. Hij zegt tot God: Mijn ogen hebben uw zaligheid gezien (Lukas 2:30). Wat bedoelde hij met 'uw zaligheid'? Hij bedoelde het kleine kind in zijn armen. Simeon zag in dat kleine kind Gods zaligheid, Gods redding.
Het getuigenis van het Oude Testament
Ook in de profetieën en geschriften van het Oude Testament komen we deze gedachte al tegen. In de Psalmen bijvoorbeeld, waar we kijken naar een gebed van David. In de tijd dat hij deze psalm schreef, stond David onder grote druk. Hij had vele vijanden en zijn leven was voortdurend in gevaar. Dus bad hij: Bestrijd, HEER, wie mij bestrijden, vecht tegen wie mij bevechten. (Psalm 35:1, NBV) En iets verderop schrijft hij iets opmerkelijks: Zeg tegen mij: 'Ik ben het die je redt' (Psalm 35:3, NBV). Wat een bijzondere uitspraak... David vraagt niet gewoon: "Red mij". Nee, hij vraagt: "Openbaar uzelf aan mij als mijn Redder". David wist dat Gods redding samenhangt met wie Hij is. Alles minder dan God zelf, is niet in staat om ons te redden.
Ook Jesaja voorzegt profetisch dat Jezus de Redder is: Op die dag zult u zeggen: Ik dank U, HEERE, dat U toornig op mij geweest bent, maar uw toorn is afgekeerd en U troost mij. Zie, God is mijn heil (NIV - 'redding'), ik zal vertrouwen en niet beangst zijn, want mijn kracht en psalm is de HEERE HEERE, en Hij is mij tot heil (NIV - 'redding') geworden (Jesaja 12:1-2).
Dit Bijbelgedeelte beschrijft een kind van God of een volk van God, dat onder de toorn van God leefde. Maar nu is die toorn afgewend en God troost zijn kind en God zelf is hem tot redding geworden. Dat is Jezus, de 'God redt'.