We hebben nu alle zes de verdedigingswapens behandeld. We zagen de gordel van de waarheid, het pantser van gerechtigheid, de schoenen van de bereidvaardigheid van het Evangelie van vrede, het schild van geloof, de helm van het heil, en het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God. Als we deze hele beschermende uitrusting die God gegeven heeft, aantrekken en gebruiken, dan zijn we van top tot teen beschermd, behalve in één gebied.
Het enige gebied dat niet beschermd is, is onze rug. Ik geloof dat dit heel sprekend is en het heeft een tweevoudige betekenis – er schuilen twee belangrijke lessen in.
Ten eerste: Ga nooit met je rug naar de duivel toe staan. Wat bedoel ik hiermee: geef de strijd nooit op. Gooi nooit de handdoek in de ring. Draai je niet om met de woorden: ,,Ik heb er genoeg van. Ik houd het niet langer vol. Ik stop ermee.'' Als je dat doet – als je dus eigenlijk wegloopt bij het gevecht – dan keer je je onbeschermde rug naar de tegenstander toe en geeft hem de gelegenheid jou te raken in onbeschermd gebed. Je kunt er zeker van zijn dat hij van die gelegenheid gebruik zal maken en proberen je diep en zo mogelijk blijvend te verwonden.
Ten tweede: Niemand is in staat om zijn eigen rug te dekken. Soldaten van de Romeinse legioenen vochten in slagorden die dicht op elkaar stonden. Ze werden getraind om in die opstelling te vechten, en ze mochten nooit en te nimmer hun rij in slagorde verlaten. Elke soldaat kende de soldaat aan zijn rechter- en aan zijn linkerkant, zodat, als hij in moeilijkheden kwam en zijn eigen rug niet meer beschermd was, er altijd een soldaat was die dat voor hem deed.
Ik geloof dat dit ook zo werkt – of zou moeten werken - met ons als christenen. We kunnen niet in ons eentje eropuit trekken en het opnemen tegen het koninkrijk van de duivel. We moeten onder discipline komen, onze plaats in het lichaam (het leger van Christus) innemen, en weten wie er aan onze rechter- en aan onze linkerkant staat. We moeten onze medesoldaten kunnen vertrouwen. Als we dan onder druk komen te staan, dan weten we dat er iemand naast ons staat om ons te helpen en te beschermen op het moment dat we dat zelf niet kunnen.
Meer dan vijftig jaar heb ik in de bediening gestaan en ik heb heel wat meegemaakt. De pijnlijke realiteit is dat de persoon die je rug beschermt, niet zelden ook degene is die je verwondt, zo is mijn ervaring. Hoe vaak worden we niet verwond door medechristenen? Zoiets zou nooit mogen gebeuren. Laten we toch vastbesloten zijn om naast elkaar te staan, elkaars rug te dekken, en elkaar niet te verwonden door negatief over een broeder of zuster te spreken, of hem of haar onjuist te behandelen.