Vanwege het Paasweekend zullen bestellingen op 2 april pas verzonden worden.

sluit
Shop Doneer

Het voorbeeld van Timotheüs

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 257


Daarom herinner ik u eraan de genadegave van God die in u is, door de oplegging van mijn handen, aan te wakkeren.
2 Timotheüs 1:6

Het voorbeeld van Timotheüs

De afgelopen dagen hebben we vastgesteld wat het belang is van de geestelijke gaven in de Gemeente van vandaag. Daarom zullen we nu gaan kijken wat Paulus leert over de manier waarop de gaven overgedragen kunnen worden.
In 1 Timotheüs 4:14 schrijft Paulus aan Timotheüs: Veronachtzaam de genadegave niet die in u is en die u gegeven is door profetie, met handoplegging door de raad van ouderlingen.
Naar diezelfde gebeurtenis verwijst Paulus opnieuw in 2 Timotheüs 1:6: Daarom herinner ik u eraan de genadegave van God die in u is, door de oplegging van mijn handen, aan te wakkeren.
Om dit beeld dat de Schrift ons geeft van deze bijzondere gebeurtenis in het leven van Timotheüs compleet te maken, moeten we ook Paulus’ woorden in 1 Timotheüs 1:18 meewegen: Dit gebod leg ik u op, mijn zoon Timotheüs, in overeenstemming met de profetieën die voorheen over u zijn uitgesproken, opdat u in deze dingen de goede strijd strijdt.
Door deze drie passages van Paulus’ brieven bij elkaar te voegen, kunnen we bepaalde definitieve feiten vaststellen over de gebeurtenis die hier wordt beschreven.
1. Timotheüs heeft een bepaalde geestelijke gave ontvangen. De precieze aard van deze gave wordt door Paulus niet gespecificeerd.
2. We leren we dat deze geestelijke gave aan Timotheüs werd geschonken onder handoplegging. In één passage zegt Paulus: met handoplegging door de raad van ouderlingen. In een andere passage zegt Paulus: door mijn handoplegging.
3. De ‘raad van ouderlingen’ is in het Nieuwe Testament gewoon een uitdrukking voor de oudsten van een plaatselijke gemeente. De oudsten over wie Paulus het hier heeft, kunnen die van de gemeente in Lystra zijn, waar Timotheüs zijn leven als christen is begonnen, want we lezen in Handelingen 16:2 over Timotheüs, van wie een goed getuigenis gegeven werd door de broeders in Lystre en Ikonium.
Misschien heeft Paulus echter de oudsten van de gemeente te Efeze bedoeld, waar Timotheüs was toen hij zijn eerste brief aan hem schreef. In dit geval zou het om dezelfde groep oudsten gaan waarover geschreven wordt in Handelingen 20:17, waar we lezen: Maar hij stuurde iemand uit Milete naar Efeze en liet de ouderlingen van de gemeente halen.
Als we terugkeren naar de brieven van Paulus aan Timotheüs, dan zien we dat Paulus op één plaats zegt dat hij het zelf was, die Timotheüs de handen oplegde, en op een andere plaats zegt hij dat het de oudsten van de gemeente waren die dit deden. Klaarblijkelijk heeft Paulus dit hoogstwaarschijnlijk samen met de oudsten van de gemeente gedaan. Hij en zij hebben samen de handen op Timotheüs gelegd.
Hemelse Vader, dank U wel voor de geestelijke kracht en het gezag dat via handoplegging kan worden overgedragen. Ik bid dat Uw Gemeente vandaag zich opnieuw realiseert welk voorrecht en welke kracht U ons hiermee heeft toevertrouwd. Amen.