Hij leidde hen uit met zilver en goud, onder hun stammen was niemand die struikelde.Psalm 105: 37 In deze psalm beschrijft de psalmist de bevrijding van Israël uit Egypte onder leiding van Mozes. Geïnspireerd door de Heilige Geest concentreert hij zich op twee aspecten: het financiële en het lichamelijke. Financieel gezien waren de mensen beladen met zilver en goud. Lichamelijk gezien was er in hun stammen niemand die struikelde. Onder de drie miljoen mensen was er niemand die zwak of ziekelijk was, niemand die de lange mars door de woestijn die voor hen lag, niet aankon. Het was nog maar vierentwintig uur geleden dat deze zelfde mensen onbevoorrechte slaven waren, eeuwen lang onderdrukt, arm en afgebeuld. Wat had deze dramatische ommekeer teweeggebracht? Slechts één ding: het Paaslam. Toen zij het bloed van het geslachte lam op hun deurposten streken en het vlees aten, werden zijzelf en hun situatie volledig veranderd. Hun armoede veranderde in rijkdom, hun zwakheid in kracht. Uit een bang gepeupel ontstond een leger dat in keurig gelid marcheerde. Zo is de volheid van Gods verlossing. Daarin ligt niet alleen voorziening voor onze zielen, maar haar draagwijdte beslaat ook het lichamelijke en financiële. Gods verlossing betreft ieder gebied van onze persoonlijkheid en iedere levensbehoefte. Israëls bevrijding door het Paaslam zag vooruit naar een grotere verlossing waarin voorzien zou worden door het Lam van God, Jezus Christus. Paulus herinnert ons eraan dat ook ons paaslam is geslacht: Christus (1 Korinthe 5:7, NBG). Het offer van Christus omvat alles dat volbracht werd door het paaslam in Egypte. Het is meer dan dat: het hoeft nooit herhaald te worden, en is voor eeuwig van kracht. |