Lichaam begraven, geest in handen van de Vader
Leestijd: 2 min.
|
Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn.
1 Korinthiërs 15:20
Lichaam begraven, geest in handen van de Vader
Tot nu toe gingen alle feiten die we over de bestemming van heengegane geesten uit de Schrift verzamelden, over gebeurtenissen die plaatsvonden vóór de dood en wederopstanding van Jezus Christus. Deze week zullen we kijken naar wat de Bijbel openbaart over de ervaring van Christus zelf gedurende de periode tussen Zijn dood en Zijn opstanding. De eerste tekst vandaag is een profetische voorafschaduwing van de dood, de begrafenis en de wederopstanding van Christus:
Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn vlees veilig wonen. Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw heilige ontbinding ziet. U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd. (Psalm 16:8-11)
In Handelingen 2:25-28 worden deze verzen door Petrus voluit geciteerd. In Handelingen 13:35 citeert Paulus een van deze verzen. Zowel Petrus als Paulus interpreteren deze woorden als een regelrechte profetie aangaande de begrafenis en de wederopstanding van Christus. Psalm 16 laat twee dingen zien die bij de dood van Christus plaatsvonden. Ten eerste, dat Zijn lichaam in het graf werd gelegd, maar niet aan enig ontbindingsproces heeft blootgestaan. Ten tweede, dat Zijn geest neerdaalde in het dodenrijk (Sheol), de plaats van de heengegane geesten, maar daar niet langer verbleef dan de periode tussen Zijn dood en wederopstanding.
Deze Oudtestamentische openbaring wordt bevestigd door de uitvoeriger openbaring van het Nieuwe Testament. In Lukas 23:43 lezen we bijvoorbeeld dat Jezus tegen de berouwvolle dief naast Hem aan het kruis zei: ...heden zult u met Mij in het paradijs zijn.
Het woord ‘Paradijs’ betekent letterlijk ‘een tuin’, en is een van de namen die gegeven wordt aan die plaats in de toekomstige wereld die gereserveerd is voor de heengegane geesten van de rechtvaardigen.
We lezen in Lukas 23:46: En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest.
Door de woorden ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest’ begrijpen we dat Jezus hier bij de dood de bestemming van Zijn geest overgaf in de handen van Zijn hemelse Vader. Hij wist dat Zijn lichaam in het graf gelegd zou worden, maar de bestemming van Zijn geest moest aan God, Zijn Vader, worden overgelaten.
In dit alles zien we dat Jezus door dezelfde ervaringen heenging die iedereen bij de dood kan verwachten. Zijn lichaam werd door de handen van mensen door begrafenis aan het graf toevertrouwd. Maar Zijn geest werd overgegeven in de handen van God en de bestemming van Zijn geest werd bepaald door wat God had uitgesproken.
Vader, wat vind ik het bijzonder dat Uw Zoon, onze Heer Jezus letterlijk dezelfde weg is gegaan die wij als mensen bij de dood zullen gaan. En wat een genade en voorrecht is het, dat door de weg die Hij is gegaan, wij als mensen in Hem ook deel mogen hebben aan Zijn opstanding. Halleluja!