Het Oude Testament bevat een verhaal over een man die dacht dat hij op een voorname manier tot God kon komen. Dit was het onderwerp van een preek die ik hoorde toen ik voor het eerst in aanraking kwam met Pinkstermensen. Het was een geweldig gezalfde boodschap over Naäman. Naäman, de bevelhebber van het leger van de koning van Syrië, was een aanzienlijk man in de ogen van zijn heer en van hoog aanzien, want door hem had de HEERE de Syriërs verlossing gegeven. Deze man was een strijdbare held, maar hij was melaats. (2 Koningen 5:1) Het aantal mensen waarvan hun omschrijving gekenmerkt wordt door het woordje 'maar...' is talrijk. Naäman had alles, maar... Hij was bevelhebber van het leger en stond hoog in aanzien als een strijdbare held - maar... hij had een afschuwelijke, onreine, ongeneeslijke ziekte: melaatsheid. In zijn huis had hij een Joods meisje dat gevangen genomen was door een Syrische bende, en zij was werkelijk een voorbeeld van de genade van God. In plaats van wrok te koesteren tegen degenen die haar gevangen genomen hadden, was ze bezorgd over hen. Zij zei tegen haar meesteres: Och, was mijn heer maar bij de profeet die in Samaria is; dan zou die zijn melaatsheid bij hem wegnemen. Toen ging Naäman zijn heer vertellen: Zo en zo heeft het meisje dat uit het land Israël komt, gesproken. Daarop zei de koning van Syrië: Kom, ga op weg. Ik zal een brief aan de koning van Israël sturen. En hij ging heen en nam tien talent zilver, zesduizend sikkel goud en tien stel gewaden met zich mee. (2 Koningen 5:3-5) Naäman kwam tot God op een voorname manier. In de huidige valuta bracht Naäman voor meer dan € 230.000 aan goud en zilver mee. Het was een reusachtige hoeveelheid rijkdom. Naäman had een brief voor de koning van Israël bij zich, die luidde: Nu dan, wanneer deze brief bij u aangekomen is, zie, heb ik mijn dienaar Naäman naar u toe gestuurd, opdat u zijn melaatsheid bij hem wegneemt. (2 Koningen 5:6) Hoe het verhaal verder ging, is in zekere zin humoristisch... De koning van Israël was ontzet en riep uit: 'Maar wat kan ik doen?' Inwendig verscheurd, scheurde hij zelfs zijn kleren! Hij dacht dat de koning van Syrië gewoon probeerde een ruzie met hem uit te lokken. Maar het gebeurde, toen Elisa, de man Gods, hoorde dat de koning van Israël zijn kleren gescheurd had, dat hij een boodschap naar de koning stuurde: Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat hem toch naar mij toe komen. Dan zal hij weten dat er een profeet in Israël is. Zo kwam Naäman met zijn paarden en met zijn wagen, en hij bleef voor de deur van het huis van Elisa staan(2 Koningen 5:8-9). Wat denk je dat Elisa deed? Zei hij: 'Kom binnen, u bent welkom! Gaat u zitten'? Nee, Elisa kwam niet eens aan de deur! God, Die werkte door Elisa heen, rekende af met het probleem van trots in Naäman. |