Gisteren vertelde ik dat toen ik de Heer nog maar kort had aangenomen, Hij mij een les leerde over de mate van mijn geloof, die gelijke tred houdt met het geloof dat ik nodig heb voor Zijn plan met mij. Later in mijn bediening kwam ik christenen tegen die deze les duidelijk niet hadden geleerd. Zij baden en smeekten voortdurend om meer geloof, maar leken nooit genoeg te hebben. Er was een zichtbaar gebrek aan harmonie tussen hun geloof en datgene wat zij probeerden te doen. Ik raakte overtuigd dat het niet lag aan God die hen te weinig geloof had gegeven; nee, hun geloof was verkeerd gericht. Ze gebruikten het voor een taak die ze zelf hadden gekozen, maar die God hen niet had opgedragen.
Stel je een voet voor die probeert te functioneren met een handschoen aan, of een hand met een schoen aan. Ze functioneren niet. Nu hoeft er niets verkeerd te zijn aan deze vier dingen op zichzelf: de voet, de hand, de handschoen of de schoen. Elk op zichzelf kan goed zijn en er kan mee gewerkt worden. Maar ze passen alleen op de juiste manier bij elkaar. Een hand die een schoen aantrekt en het werk wil doen van een voet, ziet er eigenaardig uit en zal geen succes hebben. Precies zo is een voet die een handschoen aantrekt en probeert als hand te functioneren. Maar als de hand de handschoen aantrekt en de voet de schoen, dan is de harmonie hersteld en wordt er succes bereikt. Zo is het ook met het geloof dat God geeft. Het past bij het lichaamsdeel dat Hij bepaalt -zoals een handschoen bij een hand of een schoen bij een voet.
In Hebreeën 4 spreekt de schrijver over gelovigen die hun erfdeel in bezit nemen. Hij zegt: "Wij die tot geloof gekomen zijn, gaan immers de rust binnen,..." (vers 3).
Geloof hoort ons rust te brengen. Als wij eenmaal onze plaats gevonden hebben in het Lichaam, dan moeten we diepe, zorgeloze vrede kennen. Er kan best veel en hard werk zijn, zelfs veel druk en tegenstand, maar midden in dit alles is er een diepe, innerlijke rust. Voortdurend streven en allerlei inspannende pogingen wijzen er vrijwel altijd op dat we nog niet de plaats en functie hebben gevonden die God ons heeft aangewezen. We zijn nog steeds onhandig, zoals een hand in een schoen, of aan het struikelen, zoals een voet in een handschoen.
Iets verder, in Hebreeën 4, staat: "Laten wij ons dan beijveren ( ) om die rust binnen te gaan.."(vers 11). Er is 'ijver' nodig. In ons leven als christen is geen plaats voor luiheid of onverschilligheid. Maar we moeten goed begrijpen op welk doel onze ijver is gericht. We worden niet aangemoedigd om (meer) geloof te bemachtigen. We worden opgeroepen om onze plaats, ons erfdeel te vinden, onze plaats in het Lichaam, de plek en functie die voor ons bestemd is. Als we die eenmaal gevonden hebben, dan zullen we daar functioneren zonder voortdurende worsteling of inspanning, net zo natuurlijk als een voet loopt, of een hand handelingen verricht. |
Vader, dank U wel dat ik Uw (nieuwe) schepping ben, Uw kunstwerk,in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen die U van tevoren heeft bereid, opdat ik daarin zou wandelen (zie Ef. 2:12). Heer, ik geef me over aan Uw meesterlijke Pottenbakkershand, voor Uw doelen, Uw plannen, Uw roeping. | |