Shop Doneer

Roemen in de genade

Leestijd: 2 min.
Thema: Ruimte maken voor Gods genade
Het is belangrijk om te weten dat Gods genade geen enkele ruimte laat voor roemen of opscheppen. Het enige waar wij als mens over kunnen roemen, is over die genade zelf, en bij die vorm van roemen gaat de eer naar God, niet naar onszelf. Dat is het enige thema waar wij - als mensen die wandelen in Gods genade – over kunnen roemen. Er is niets in onze eigen goedheid of gerechtigheid of wijsheid, om ons over op de borst te kloppen. In verschillende gedeelten van het Nieuwe Testament legt Paulus dit haarfijn uit.
Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof. Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet. (Romeinen 3:27-28)
Uit deze tekst wordt duidelijk dat er geen enkele reden of ruimte is om te roemen. Als we ons volmaakt aan de wet hadden gehouden, dan zouden we daar wellicht over kunnen roemen. Maar door de wet van geloof hebben we volgens deze tekst geen enkele basis om onszelf eer toe te bedelen. Omdat we gerechtvaardigd zijn door (de wet van het) geloof, is er echt geen enkele prestatie waarover we kunnen roemen.
In Romeinen 4 past Paulus dit principe toe op het leven van Abraham. Paulus vond het belangrijk te bewijzen dat het principe van geloof ervoor zorgde dat Abraham door God werd aanvaard, omdat Abraham immers de aartsvader was van het hele volk Israël. Abrahams ervaring van acceptatie door God op basis van geloof, was een sleutel waardoor ze allemaal hun eigen ervaring konden begrijpen. Paulus toont dus zorgvuldig aan dat Abraham niets had om over te roemen. Ook hij werd gerechtvaardigd door geloof zonder werken. Kijk maar in Romeinen 4:1-3:
Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze vader, wat het vlees betreft verkregen heeft? Immers, als Abraham uit werken gerechtvaardigd is, heeft hij roem, maar niet bij God. Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend.
Abraham is ook onze geestelijk vader, en hij verkreeg gerechtigheid van God niet op basis van het houden van de wet, of op basis van goede werken, maar simpelweg op basis van zijn geloof in Gods genade. Dat geloof in Gods genade werd hem tot gerechtigheid gerekend. Door dat geloof ontving hij die geweldige ‘creditcard’ waarover jullie eerder lazen. Zelfs als we niet precies doen wat van ons verwacht wordt, dan wordt ons geloof ons nog altijd toegerekend als gerechtigheid. We kunnen niet contant betalen met goede werken, maar we kunnen de creditcard van ons geloof overhandigen, en die wordt verzilverd tot gerechtigheid.

Heer, dank U wel dat U mij zo rijk heeft gemaakt, dat ik door geloof mag leven, en dat U mijn geloof aan mij toerekent als gerechtigheid. Ik roem in uw de overweldigende kracht van Uw genade, Heer Jezus, en ben U zo dankbaar voor Uw voortdurend reinigende, heiligende werk in mijn leven! Amen.