Zoals we zagen, bleef Jezus ook benadrukken dat Hij niet alleen maar bezig was met Gods werk en Zijn wil, maar dat Hij het ook zou afmaken. Hoe dichter Jezus het einde van Zijn aardse bediening naderde, hoe sterker deze nadruk in Zijn leven werd. Dat zien we in Lukas 9:51:
Het geschiedde, toen de dagen van Zijn opneming vervuld werden, dat Hij Zijn aangezicht naar Jeruzalem keerde om daarheen te reizen.
De uitdrukking 'Hij keerde Zijn aangezicht', betekent 'Hij vestigde al zijn aandacht op...'. In de Engelse NAS-vertaling staat dit ook letterlijk: “Hij richtte resoluut Zijn gezicht naar Jeruzalem.” Jezus wist heel goed wat voor Hem lag. Hij had immers Zijn discipelen al ingelicht, hoewel deze weigerden het te geloven. Maar nu het offer aan het Kruis dichterbij kwam, “richtte Jezus al Zijn aandacht”. Jezus was vastbesloten het werk af te maken.
Ook de profeet Jesaja, geïnspireerd door de Geest van Christus in hem, voorzegde deze climax van Jezus’ leven op aarde. We lezen dit in een messiaanse profetie in Jesaja 50:4: De Heere HEERE gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving, zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken.
Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.
Jesaja beschrijft hier dat Jezus de hele periode van Zijn bediening een leerling was in Gods ‘school voor discipelschap’. Elke morgen ontving Hij aanwijzingen en instructies, als Hij de stem van de Vader hoorde die tot Hem sprak. Jesaja vervolgt: De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug. Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. (Jesaja 50:5-6)
Het is heel belangrijk te begrijpen dat Jezus Zijn rug gaf aan wie Hem sloegen. Hij gaf zich vrijwillig, omdat het de wil van de Vader was. Jezus hoorde de aanwijzing van Zijn Vader: “Mijn Zoon, daartoe heb Ik je gezonden.” Dus hield Hij niet terug, maar gaf zich uit vrije wil over aan Zijn folteraars. Tenslotte profeteert Jesaja: Want de Heere HEERE helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden. (Jesaja 50:7)
Lukas zegt: “Hij richtte Zijn aandacht...”, waaruit Jezus’ vastberadenheid blijkt de opdracht af te maken. Jesaja profeteerde zevenhonderd jaar eerder: Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente. Andere vertalingen zeggen hier ‘een keisteen’. Jezus wist heel goed wat Hem te wachten stond. Jesaja had immers voorzegd: Ik geef mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. Deze profetie werd vervuld doordat Jezus in feite zei: “Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente”, ongeacht wat komen gaat. Ik ga door, want het is mijn doel om het werk dat God Mij heeft opgedragen, te voltooien.