Om in ons leven werkelijk ruimte te maken voor Gods genade, moeten we nog een grote hindernis nemen, namelijk ons eigen leven, of ons ‘oude ik’. Zolang we nog ons eigen belang blijven zoeken, is er eigenlijk geen ruimte voor Gods genade om in ons leven zichtbaar te worden.
In dit opzicht zou je een mensenleven kunnen vergelijken met een stukje film in een ouderwetse, analoge fotocamera. Dat stukje film is gemaakt voor maar één soort afdruk, één afbeelding. Als op het negatief van dat stukje film ons oude ik staat opgenomen, dan is het onzin te proberen om met dat stukje het beeld van Jezus af te drukken. De wedergeboorte zorgt ervoor dat we een heel nieuw stukje film krijgen, waarop ruimte is voor een echte, duidelijke afdruk van Jezus. Maar probeer niet om Jezus erbij te persen op het stukje film waarop je oude ik staat, want het enige wat je dan krijgt is een troebel, vaag, onduidelijk beeld, waarop niets helder te zien is.
Deze waarheid kwamen we eerder ook al tegen in Paulus’ uitspraak in Galaten 2:20: Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Ik moet mijn eigen dood aanvaarden, voordat het leven van Christus in mij en door mij heen kan werken.
In 2 Korinthiërs 4:5-6 schrijft Paulus:
Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus, de Heere; en onszelf als uw dienstknechten om Jezus' wil. Want God, die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, Hij is het die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus.
De woorden dat het licht uit de duisternis zou schijnen vormen een prachtige definitie van genade! Overal om ons heen is de duisternis van het menselijk leven te zien: onze zonden, onze hulpeloosheid en hopeloosheid. We kunnen niets doen om onszelf te helpen. En in die duisternis beveelt God dat het licht van Zijn genade gaat stralen van het gezicht van Zijn Zoon Jezus.
Het is trouwens een extra opvallende uitspraak als je bedenkt wie het zei, en in welke situatie. Paulus, die vroeger zo trotse Farizeeër, een Jood die zichzelf volkomen rechtvaardigde. Hij schrijft aan de Korinthische christenen en zegt: ,,Wij zijn jullie verbondsslaven (letterlijk vertaling van het woord dat hier vertaald is met ‘dienstknechten’…!) om Jezus’ wil.” Om echt te begrijpen hoe diep deze tekst gaat, moet je weten wat voor mensen deze Korinthiërs waren. Paulus herinnert de gelovigen in Korinthe hieraan:
Of weet u niet dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven? Dwaal niet! Bedrijvers van hoererij, afgodendienaars, overspelers, schandknapen, mannen die met mannen gemeenschap hebben, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen het Koninkrijk van God niet beërven. En sommigen van u zijn dat geweest, maar u bent schoongewassen, en geheiligd, en gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van onze God. (1 Korinthiërs 6:9-11)
Paulus noemt hier een hele rij kenmerken die passen bij de vroegere levenswandel van de mensen uit Korinthe. Het waren mensen die zich schuldig hadden gemaakt aan seksuele immoraliteit, afgoderij, mannelijke prostitutie, homoseksualiteit, diefstal, hebzucht, dronkenschap, roddel en roof. Aan deze groep mensen schrijft deze voorheen zo trotse, zelfingenomen Farizeeër: Wij zijn jullie verbondsslaven om Jezus’ wil... Als dat niet de genade van God is! Hoe anders kan iemand als Paulus ooit zo diepgaand zijn veranderd? Vanuit zijn eigen, godsdienstige maar hoogmoedige hart zou hij hier nooit toe in staat zijn geweest. De bovennatuurlijke, soevereine genade van God was nodig om een man als Paulus zo grondig te veranderen.
Ook jij en ik kunnen zo totaal en blijvend veranderd worden – of we nu een losbandig, zondig leven hebben geleid, of juist een zeer godsdienstig maar ook hoogmoedig leven. Of, zoals waarschijnlijk voor de meesten geldt, ergens ‘fatsoenlijk’ er tussenin… Het maakt niet uit. Elk van ons heeft wanhopig Gods genade nodig, om diepgaand en blijvend te veranderen in verbondsslaven (dienstknechten) – in de eerste plaats van Jezus, en vanuit Hem aan elkaar!