Shop Doneer

Volledige, levende offers

Leestijd: 2 min.
Een praktische studie over geloof in ons leven als christen kan niet zonder het onderwijs van Paulus uit Romeinen 12:18, over 'de mate van geloof': "Ik roep u er dan toe op, broeders (en zusters), door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke (logische) godsdienst. En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (uw denken) om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof zoals God die aan ieder (in het bijzonder) heeft toebedeeld. Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde functie hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden van elkaar. En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven: hetzij profetie, naar de mate van het geloof; hetzij dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen; hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid." Paulus opent dit hoofdstuk met de woorden: ,,Ik roep u er dan toe op...'' Het woordje 'dan' is een signaalwoord, net als bijvoorbeeld het woordje 'Daarom...'. Als we dit soort woorden tegenkomen, moeten we altijd een vraag stellen. Als er staat: ,,Ik vermaan u dan...'', stellen we de logische vraag: Wanneer vermaant u mij? Als er staat: ,,Daarom zeg ik u...'', stellen we de vraag: Waarom zegt u mij...? Het is belangrijk dit soort signaalwoorden op te pakken, want ze helpen je terug te lezen, zodat de context en de reden van een bepaalde uitspraak of situatie duidelijker wordt. Hier slaat het woordje 'dan' op alles wat Paulus heeft gezegd in de voorgaande elf hoofdstukken. In Rom. 1 t/m 8 heeft hij uitgelegd hoe Christus door zijn kruisdood een volledige en totale verzoening heeft bewerkt voor de zonde en alle kwade gevolgen daarvan. In hoofdstuk 9 t/m 11 behandelt hij de dwaling en verblinding van Israël, Gods volk, en de oneindige genade en verdraagzaamheid die God ten opzichte van hen toont. Nadat hij op deze manier Gods genade ten opzichte van zowel de Jood als de heiden heeft ontvouwd, zegt Paulus: ,,Daarom...". In het licht van alles wat God voor ons allen heeft gedaan: Wat is onze redelijke (logische, verstandelijke) eredienst (aanbidding, dienstbaarheid)? Wat is het, dat God van ons vraagt? Dat we onze "...lichamen aan God wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk," dus dat we onszelf restloos en zonder terughouden op Gods altaar leggen. Als Paulus zegt een 'levend offer', dan stelt hij dit tegenover de offeranden die onder het Oude Verbond werden gebracht. Daarbij werd het offerdier eerst gedood en daarna op het altaar gelegd. Onder het Nieuwe Verbond wordt van ieder van ons verlangd dat we ons lichaam net zo totaal en restloos tot Gods beschikking stellen. Er is echter één verschil: ons lichaam is niet dood. Wij leven om God lévend te dienen, een dode kan dat niet.


Heer, hier ben ik! Een levend offer voor U. Wilt U mijn denken meer en meer in lijn brengen met Uw denken, zodat mijn leven voor U welgevallig en welbehaaglijk is, doordat wat ik denk, spreek en doe, Uw naam verheerlijkt. Amen.