Vanwege de vakantieperiode zijn we telefonisch beperkt bereikbaar en kan het verwerken van jouw bestelling wat langer duren. Bedankt voor je begrip!
Wanneer je vast...
In het midden van de Bergrede zei Jezus: ‘Wanneer u vast…’ (Mattheüs 6:16). Jezus zei niet: ‘Als u vast…’ (bedoelend: ‘Als u misschien eens vast…’. Dat zou immers de mogelijkheid hebben opengelaten dat we wel of niet kunnen kiezen om te vasten. Hij zei: ‘Wanneer…’ Daarmee nam Hij als vanzelfsprekend aan dat we zouden vasten. Hij gebruikte in dit gedeelte van de Bergrede precies dezelfde bewoording voor drie dingen: het geven van een liefdegave (vers 3), bidden (vers 5) en vasten. In elk van deze gevallen staat er ‘wanneer’, niet ‘als’. De meeste christenen beschouwen het geven van liefdegaven als een plicht, of in ieder geval als iets vanzelfsprekends.
Ook bidden zal iedere christen ervaren als een logische, natuurlijke discipline. Maar vreemd genoeg geldt dit niet voor vasten; er zijn massa’s christenen die nooit vasten, terwijl dit in Jezus’ ogen blijkbaar eveneens een vanzelfsprekendheid is. Sommige mensen citeren Jezus’ woorden in Markus 2:18 als argument dat we niet hoeven te vasten. In dit gedeelte waren de mensen naar Hem toegekomen en vroegen Hem waarom de discipelen van Jezus niet vastten, terwijl de Farizeeërs en de discipelen van Johannes dat wel deden. Jezus antwoordde dit: De bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten terwijl de Bruidegom bij hen is? Zolang zij de Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten, maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan, in die dagen, zullen zij vasten. (Markus 2:19-20)
Deze gelijkenis versta ik als volgt: De kinderen van de Bruidegom zijn de discipelen. De Bruidegom is de Heer Jezus Christus. Zolang de Bruidegom nog persoonlijk aanwezig was op aarde, konden Zijn discipelen niet vasten. Maar Jezus zei dat de tijd zou komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zou worden, en dan zouden zij vasten. Op dit moment is Hij is van ons weggenomen en wachten we op Zijn terugkomst, dus als we Zijn discipelen zijn, dan zullen we vasten. Als we niet vasten, dan missen we één van de kenmerken van discipelschap.
Jezus vastte zelf ook (zie Mattheüs 4:1-2). Vijf profeten en leraren in de kerk van Antiochië vastten gezamenlijk (zie Handelingen 13:1-2). Paulus en Barnabas baden en vastten samen met de bekeerlingen tijdens hun eerste zendingsreis (zie Handelingen 14:23). Elk van deze nieuwtestamentische kerken kwam tot stand door openlijk gebed en vasten. God heeft ons laten zien hoe krachtig het wapen van vasten is, als we antwoord willen op onze gebeden - vooral onze gebeden voor Zijn Kerk in deze laatste dagen. Zijn genade en trouw vragen om een reactie van onze vrije wil, dat we ons tot Hem wenden en Hem zoeken. Laten we komen met hernieuwde ernst en ijver, vertrouwen en geloof, om Zijn doelen vervuld te zien worden.
Gebed van de dag
Lieve hemelse Vader, helpt U mij om mijzelf de discipline van het vasten aan te meten als een heel gewone, gezonde gewoonte! Zoals wij als christenen nu leven in de hoopvolle verwachting van Uw wederkomst, Heer, zo wil ik mijn gerichtheid op U ook uiting geven door te vasten! Amen.