Shop Doneer

Wederopstanding brengt het oorspronkelijke lichaam samen

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 284
Maar nu, Christus ís opgewekt uit de doden en is de Eersteling geworden van hen die ontslapen zijn.
1 Korinthiërs 15:20

Wederopstanding brengt het oorspronkelijke lichaam samen

Gisteren legde ik uit hoe Christus’ dood en opstanding een patroon is voor alle mensen. Op dit punt is er een moeilijkheid die het vleselijke denken vaak in verwarring brengt en die te maken heeft met de wederopstanding van het fysieke lichaam van de mens.
Veronderstel dat een mens al tweeduizend jaar dood is en dat zijn lichaam in deze periode totaal is opgelost tot zijn oorspronkelijke elementen. Of stel je voor dat iemand in de oorlog gedood is door de ontploffing van een granaat en dat zijn lichaam totaal uiteengevallen is door de kracht van de explosie, zodat er geen sporen van een menselijk lichaam meer zijn overgebleven. Is het dan redelijk om onder zulke omstandigheden te verwachten dat op het moment van de wederopstanding de stoffelijke elementen van lichamen als deze opnieuw verzameld en samengevoegd worden, en deze opnieuw compleet worden opgewekt?
Het antwoord moet zijn dat voor degenen die de onbeperkte wijsheid, kennis en kracht van God kennen, er niets ongelooflijks of onmogelijks is in deze leer. Bovendien, als we de tijd nemen om na te gaan wat de Bijbel openbaart over de wijsheid en kennis van God, zoals die zichtbaar wordt in de oorspronkelijke schepping van het lichaam van de mens, dan is de leer van de wederopstanding van het lichaam heel natuurlijk en logisch.
In Psalm 139 spreekt David over het oorspronkelijke proces waardoor God het lichaam van de mens heeft geformeerd. Bijna de hele Psalm is gewijd aan de verheerlijking van de onpeilbare wijsheid, kennis en kracht van God. Vooral in de verzen 13-16 heeft David het over deze eigenschappen van God, zoals die naar voren komen in het formeren van het fysieke lichaam:
Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder ​geweven. Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed. Mijn beenderen waren voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben en geborduurd werd in de laagste plaatsen van de aarde. Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien, en zij alle werden in Uw ​boek​ beschreven, de dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond.
Hier spreekt David niet over het onstoffelijke deel van zijn natuur - zijn geest en ziel, maar over het stoffelijke deel van zijn persoon - zijn fysieke lichaam - dat hij aanduidt met de woorden ‘mijn beenderen’ en ‘mijn ongevormd begin’.
Over het proces waardoor God zijn fysieke lichaam tot aanzijn riep, openbaart David twee feiten, die heel belangrijk zijn.
1. De stoffelijke, aardse elementen waaruit Davids lichaam gevormd moest worden, waren door God lange tijd van te voren speciaal aangewezen en voorbereid, terwijl deze stoffelijke elementen zich nog ‘in de diepten van het aardrijk’ bevonden.
2. God had het juiste aantal, de precieze afmetingen en de juiste materie van alle delen van Davids lichaam al aangewezen, lang voordat zijn lichaam ooit werkelijk gevormd werd.
Hemelse Vader, wat voor Davids lichaam gold, geldt ook voor het mijne… Dank U wel Heer, dat ik door U hoogstpersoonlijk, volledig wonderbaar ben gemaakt. Doordringt U mij diep en blijvend van die waarheid, zodat het werkt als een doorlopende bemoediging, wanneer ik onder aanval kom van lichamelijke ziekte of zwakte. Amen.