Vanwege het Paasweekend zullen bestellingen op 2 april pas verzonden worden.

sluit
Shop Doneer

Zegenen en gezag verlenen

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 247


Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest van wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd.
Deuteronomium 34:9

Zegenen en gezag verlenen

Het opleggen van handen was in de vroegste verslagen van Gods volk een geaccepteerde praktijk. In Genesis 48:14 lezen we bijvoorbeeld hoe Jozef zijn twee zoons Efraïm en Manasse naar zijn vader Jakob bracht en hoe Jakob hen zegende:
Maar Israël stak zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel deze de jongste was, en hij legde zijn linkerhand op het hoofd van Manasse. Hij kruiste zijn handen, hoewel Manasse de eerstgeborene was.
Eerst dacht Jozef dat zijn vader een vergissing maakte. Hij probeerde zijn vaders handen te verleggen, zodat de rechterhand op het hoofd van Manasse zou liggen, die de eerstgeborene was, en de linkerhand op het hoofd van Efraïm, de jongste. Maar Jakob gaf te kennen dat hij zich bewust was van goddelijke leiding bij het plaatsen van zijn rechterhand op Efraïm en zijn linkerhand op Manasse. Met zijn handen nog steeds gekruist, zegende hij vervolgens de twee jongens, waarmee hij de eerste en grootste zegen gaf aan Efraïm, en de mindere zegen aan Manasse.
Deze passage laat duidelijk zien dat het een aanvaard gebruik was dat Jakob de zegen aan zijn twee kleinzoons overbracht door zijn handen op hun hoofd te leggen. Bovendien wordt duidelijk dat de grotere zegen werd overgebracht door Jakobs rechterhand en de mindere door zijn linkerhand.
Verder lezen we, in Numeri 27, dat toen Mozes het einde van zijn aardse bediening naderde, hij de Heer vroeg om een nieuwe leider over Israël aan te stellen, die bekwaam zou zijn om Mozes’ plaats in te nemen. De manier waarop de Heer bepaalde dat Mozes hiervoor moest zorgen, wordt beschreven in Numeri 27:18-20 en 22-23:
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Neem Jozua bij u, de zoon van Nun, een man in wie de Geest is, en leg uw hand op hem. Plaats hem voor de ​priester​ Eleazar en voor heel de gemeenschap, en draag voor hun ogen het bevel aan hem over. Leg een deel van uw waardigheid op hem. Dan zal heel de gemeenschap van de Israëlieten naar hem luisteren. Mozes deed zoals de HEERE hem geboden had: hij liet Jozua halen en plaatste hem voor Eleazar, de priester, en voor heel de gemeenschap. Hij legde hem zijn handen op en droeg hem het bevel over, zoals de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had.
Het gevolg dat dit voor Jozua had, lezen we in Deuteronomium 34:9: Jozua nu was vol van de geest van wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israëlieten nu naar hém...
Uit deze passages zien we dat deze daad van Mozes van grote betekenis was voor Jozua en het hele volk Israël. Door deze door God ingestelde daad, voerde Mozes twee belangrijke bedoelingen uit. Ten eerste bracht hij op Jozua een mate van de geestelijke wijsheid en heerlijkheid over, die hijzelf van God ontvangen had. Ten tweede erkende hij in het openbaar voor het hele volk van Israël Gods aanstelling van Jozua als de leider die hem moest opvolgen.
Hemelse Vader, dank U voor de rijkdom aan kennis en Goddelijke wijsheid die besloten ligt in Uw instructies aan het volk Israël. Wilt U mij helpen die parels te vinden en koesteren, als ik Uw Woord lees of overdraag aan anderen. Amen.