Shop Doneer

De vroege jaren

Het is een totaal andere wereld, een samenleving zoals we die vandaag niet meer kennen, waarin Peter Derek Vaughan Prince wordt geboren in de Indiase provincie Bangalore, augustus 1915. Koningen, koninginnen en keizers heersen over uitgestrekte gebieden en het Britse Rijk regeert met zijn leger en bestuurlijk apparaat vele koloniën. Dereks geboorteland, India, glinstert als de kostbaarste steen in de Koninklijke kroon van Her Majesty’s England.

Derek vertelt later over zijn achtergrond: Ik werd geboren in een familie van staatkundige bestuurders van het Britse Rijk. Mijn vader, Paul Ernest Prince, was officier in ‘The Queen’s own Madras Sappers and Miners’ en zijn aanstelling was door koningin Victoria persoonlijk ondertekend. Mijn moeder, Gwendolen, eveneens geboren in India, was de dochter van Generaal-majoor Robert Edward Vaughan.

Zoals gebruikelijk in die kringen, wordt Derek al op jonge leeftijd toevertrouwd aan de zorg van een Indiase ayah of kinderjuffrouw. Derek en zijn ayah vergezellen zijn ouders op hun reizen door het immense India. Eerst, als hij daarvoor nog klein genoeg is, wordt hij gedragen in een tiffin, een soort picknickmandje. Later reist de familie per trein, met paard en wagen en soms in riksja’s. Militairen reizen te paard, maar de meeste mensen gaan te voet. Lange tijd blijft dit in India het meest gebruikelijke vervoermiddel, zelfs als in de Westerse wereld vervoer per auto en vliegtuig steeds algemener wordt.

Het levenstempo in India is laag in de eerste helft van de 20ste eeuw. Met inktpen en papier schrijft men brieven, stuurt die op naar Engeland en moet vervolgens weken lang wachten op antwoord. In noodgevallen is er de telegraaf. Voor de jonge Derek is het vaderland, Engeland, in die dagen heel ver weg.

Als hij vijf jaar oud is, moet Derek afscheid nemen van zijn vader, zijn ayah en zijn Indiase vriendjes. Hij scheept in naar het vaderland, naar ‘huis’. Net als de andere passagiers laat hij zijn topee over de railing in zee vallen en kijkt ernaar totdat de tropenhelm helemaal gezonken is… het traditionele ritueel bij vertrek uit India. Zijn moeder, die hem op de reis begeleidt, neemt hem mee naar het huis van haar ouders in Sussex, waar ze Derek achterlaat tot het volgende verlof.

Zijn grootouders zijn aardig voor hem en leren hem om uit te blinken in alles wat hij onderneemt. Zo moet hij zich voorbereiden op een loopbaan die de militaire traditie van de familie in ere zal houden. Al is hij enig kind en zelfs enig kleinkind, toch wordt van hem verwacht dat hij zich gedraagt als een goed soldaat. Zo wordt al in zijn jonge jaren Dereks karakter door ijver en discipline gevormd.

Als hij negen jaar is wordt Derek naar kostschool gestuurd en moet hij zijn grootouders, van wie hij zoveel houdt, verlaten. Vanaf dat moment krijgt hij alleen nog te maken met mannelijke onderwijzers en medestudenten. In het kostschoolsysteem van die tijd zijn slechts twee zaken belangrijk: studie en sport. In beide gebieden is het schoolleven bovendien zeer prestatiegericht. Derek doet met groot enthousiasme aan sport en is daar goed in, terwijl hij ook in de leervakken zijn klasgenoten ver achter zich laat. Doordat hij al jong heeft geleerd om ijverig en grondig te werk te gaan, blijft hij zijn hele studietijd de beste van de klas.

Derek Prince 9 jaar

Op zijn dertiende jaar wordt Derek door het schoolhoofd aangemeld voor een landelijke selectie voor een plaats op Eton College. Zo wordt hij in 1929 een van de veertien Engelse jongens in zijn leeftijdsgroep, die zich op dit vooraanstaande instituut mogen laten inschrijven als beursstudent. Net als de andere jongens van zijn leeftijd is hij al op zijn negende begonnen Latijn en Grieks te leren en tegen zijn twaalfde levensjaar kan hij in beide talen verzen schrijven en vertalen. Tijdens zijn studie van de klassieke geschriften raakt hij in zijn tienertijd en als jongvolwassene steeds meer in de ban van de filosofie. Diep in hem sluimert de vraag: ,,Wat is de ware betekenis en de zin van het leven?’’

Studietijd

Zijn vader, die als kolonel met pensioen is gegaan en een landhuis heeft betrokken in Somerset, moedigt hem aan in zijn zoektocht. In 1934, Derek is dan negentien, geeft zijn vader hem een toelage van twintig pond per maand waardoor hij samen met een vriend kan gaan reizen door Europa. Door zijn aanleg voor talen weet Derek goedkoop aan kamers en maaltijden te komen, in een tijd dat maar weinigen van zijn leeftijd sowieso in staat zijn reizen te maken. Tijdens de trektocht vindt Derek de lokale bevolking en haar gewoonten meestal interessanter dan musea en vervallen bouwwerken. Dit is zelfs het geval in Rome en Athene, waar de klassieke geschriften nota bene zijn opgesteld!

Na zijn terugkomst in Engeland wordt Derek Prince toegelaten tot King’s College (zustercollege van Eton) in Cambridge. Als senior scholar (leidende student) van zijn jaar onderscheidt hij zich andermaal op academisch gebied, en van 1938 tot 1940 verbindt hij zich aan de Universiteit van Cambridge als wetenschappelijk onderzoeker. Hij specialiseert zich in de filosofie van Plato en schrijft een proefschrift met de titel: ‘De evolutie van Plato’s methode van definiëren’. In 1940 wordt hij op 24-jarige leeftijd gekozen tot lid van het universiteitsbestuur voor King’s College in Cambridge.

Datzelfde jaar wordt Dereks academische carrière echter abrupt onderbroken. De Tweede Wereldoorlog, die zich vanaf eind jaren dertig als een olievlek uitbreidt op het Europese vasteland, heeft zich nu ook aan Engeland opgedrongen. Op grond van zijn filosofische overtuiging besluit Derek Prince zijn dienstplicht te vervullen als gewetensbezwaarde en wordt ingelijfd bij het Medisch Corps van het Koninklijke Britse leger. Ingegeven door de situatie besluit hij zijn studie en onderzoek te richten op een filosofie van geheel andere aard; een gebied waar hij maar heel weinig van afweet. Hij schaft zich een nieuwe, in zwart leer gebonden bijbel aan, als leesmateriaal voor in het leger. Als baby is Derek gedoopt en in zijn jeugd was hij als belijdend lid van de Anglicaanse Kerk steeds aanwezig bij de verplichte diensten in de kapel, gedurende zijn vijf jaren op Eton College. Maar op zijn achttiende jaar was hij tot de slotsom gekomen dat hij niets met godsdienst op had en verzuimde alle diensten in King’s College als hij niet aan de beurt was voor de schriftlezing.

Gedurende de eerste negen maanden in het leger ploegt Derek zich een weg door de bijbel. Het Woord brengt hem van zijn stuk en doet hem duizelen. Dit is zo totaal anders dan enig ander boek dat hij eerder heeft gelezen. Derek vertelt daar later over: ,,Ik kon wat ik las niet plaatsen. Was dit nu geschiedenis, filosofie, literatuur, theologie, poëzie… of was het misschien door God geïnspireerd?’’

Derek Prince 1941

Begin 1941, als Derek is ingekwartierd in het Engelse Yorkshire, krijgt hij in een militaire barak een ontmoeting met de Auteur van dit bijzondere boek. Zijn latere commentaar op deze bovennatuurlijke ervaring: ,,Door die ontmoeting ben ik tot twee conclusies gekomen, die ik sindsdien nooit meer heb hoeven herzien. Ten eerste, dat Jezus Christus leeft, en ten tweede, dat de bijbel een waar, relevant en actueel boek is. Deze beide conclusies hebben mijn hele verdere levensloop volledig en blijvend veranderd. De bijbel werd onmiddellijk helder en begrijpelijk voor mij; gebed en gemeenschap met God werden voor mij net zo vanzelfsprekend als ademhalen. In één nacht werden mijn diepste wensen, mijn motivaties en drijfveren, en ook het ultieme doel van mijn leven veranderd. Ik had gevonden waar ik altijd naar had gezocht! De betekenis en de zin van het leven liggen besloten in een Persoon!’’