Shop Doneer

De les van Jakob

Leestijd: 3 min.
Een ander voorbeeld van overgave vinden we in het leven van Abrahams kleinzoon: Jakob. Net zoals Abraham voor hem, was ook Jakob een man van Gods keuze. Voordat Jakob en zijn tweelingbroer Ezau geboren waren, had God al gezegd dat Jakob de heerser en leider zou zijn (zie Genesis 25:23). Toch moest Jakob de les van overgave eerst leren op een harde manier. Hij had in eerste instantie niet dezelfde nederige houding als zijn grootvader Abraham had gehad.
Door zijn eigen kracht en slimheid te gebruiken, probeerde Jakob zelf te grijpen wat zijn door God gegeven recht was. Ten eerste kocht hij het geboorterecht van Ezau door hem om te kopen met een kom soep (zie Genesis 25:29-34). Misschien was het niet geheel oneerlijk, maar de manier waarop het plaatsvond getuigt ook zeker niet van broederliefde.
Jakob was niet tevreden met zijn geboorterecht, maar hij wilde wel zijn vaders zegen. Om Izaäks zegen te kunnen krijgen, speelde hij vals en bedroog hij zijn vader door te doen alsof hij Ezau was (zie Genesis 27:1-29). Deze keer gebruikte hij misleiding om de zegen te ontvangen, waarmee hij niets overliet voor zijn oudere broer Ezau. Het is veelzeggend dat de naam 'Jakob' eigenlijk 'misleider' of 'bedrieger' betekent.
Toch, hoe hard hij het ook probeerde, Jakob kreeg niets van echte waarde in handen door vals te spelen. Integendeel, hij werd een vluchteling. Gedwongen om het land van zijn erfenis te verlaten, vertrok hij en nam niets meer mee dan de staf die hij in zijn hand had. Twintig jaar bracht hij door in ballingschap, in dienst van zijn oom Laban. Toen, na twintig jaar, sprak de Heer tot Jakob en zei: ,,Keer terug naar het land van uw vaderen en naar uw familiekring. Ik zal met u zijn.'' In feite zei God: ,,Nu is het de tijd om terug te keren naar je erfdeel!'' Dus nam Jakob zijn vrouwen, kinderen, kuddes, zijn hele veestapel en alles wat hij bezat, en ging terug naar het land van zijn vader, Kanaän. Toen hij een bepaald punt bereikte bij de grens van zijn erfdeel, stuurde hij iedereen voor zich uit en bleef alleen achter. Die nacht worstelde een man met hem.
Maar Jakob bleef alleen achter, en een Man worstelde met hem, totdat de dageraad aanbrak. En toen de Man zag dat Hij hem niet kon overwinnen, raakte Hij zijn heupgewricht aan, zodat het heupgewricht van Jakob ontwricht raakte toen Hij met hem worstelde. En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent. En Hij zei tegen hem: Wat is uw naam? En hij antwoordde: Jakob. Toen zei Hij: Uw naam zal voortaan niet meer Jakob luiden, maar Israël, want u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen. Jakob vroeg daarop: Vertel mij toch Uw Naam. En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn Naam? En Hij zegende hem daar. En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered.
(Genesis 32:24-30)
De Man die met Jakob worstelde, was wat we noemen een 'vleesgeworden manifestatie' van de Zoon van God - Degene die later in de geschiedenis geopenbaard zou worden als de Heer Jezus Christus. Hij was Man, Hij was God, en Hij was Gods boodschapper aan de mens. Let op de combinatie van zachtheid en kracht die de Man met wie Jakob worstelde tentoonspreidde. Jakob wilde niet opgeven. Uiteindelijk sloeg de Man Jakobs heup, zodat het ontwricht raakte en hem hulpeloos maakte. Jakob kon niets anders meer doen dan vragen om genade. Jakobs verhaal gaat verder: En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël gegaan was; hij ging echter mank aan zijn heup (vers 31).