Shop Doneer

Delen in Gods grootheid

Leestijd: 2 min.
Wie is als de HEERE, onze God?
Die zeer hoog woont,
Die zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde;
die de arme opricht uit het stof,
de ellendige optilt uit het vuil,
om hem te doen zitten bij de vorsten,
de vorsten van zijn volk;
(Psalm 113: 5 - 8)
De psalmist schildert hier twee aspecten van Gods karakter die op het eerste gezicht tegenovergesteld lijken, maar die toch op een wonderbaarlijke manier zijn verenigd in Zijn persoon. Enerzijds zien we Gods verheven grootsheid. Hij woont zeer hoog. Hij moet zichzelf vernederen om neer te zien op de dingen in de hemel, en nog veel méér om neer te zien op de aarde. Anderzijds zien we Gods tedere liefde voor geringen en armen. Hij richt de armen op uit het stof, ja zelfs uit de modder, om hen te doen zitten bij de vorsten van Zijn volk. God ontvouwt dezelfde paradox in de woorden van de profeet Jesaja, als Hij zegt: Ik woon in de hoge en in het heilige, en bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is,... (Jesaja 57:15).
God sluit de nederigen niet buiten de verhevenheid van Zijn woning. Integendeel! Zij zijn het juist die Hij uitnodigt om die grootsheid met Hem te delen. Velen van ons hebben van oudsher wel iets meegekregen van Gods ontzagwekkende grootsheid. Het is een veel voorkomend thema, zowel bij predikanten als dichters. Maar alleen de Heilige Geest kan ons de andere zijde van Gods karakter laten zien: Zijn tedere bewogenheid en de manier waarop Hij - ondanks Zijn grootheid - zich liefdevol naar ons neerbuigt.
Telkens als we Gods heerlijke majesteit stellen tegenover onze eigen lage positie in het stof en de ashoop (dit is in de hele Bijbel altijd een beeld van teleurstelling en verdriet), voelen we ons totaal onwaardig om tot God te naderen, en nog minder om Zijn vriendschap te mogen ervaren.
Toch is dit wel de waarheid die de Bijbel openbaart: de almachtige, hoog verheven God buigt zich omlaag naar het stof waarin de arme en geringe is neergedrukt, om hem op te richten, liefdevol te herstellen en hem of haar te omarmen.
We moeten deze goddelijke paradox zien te vatten: juist onze laagheid kwalificeert ons om te mogen delen in Gods grootsheid.

Mijn antwoord in geloof:
Heer, vanuit mijn lage, nederige positie aanvaard ik uw uitnodiging om te mogen delen in uw heerlijke grootsheid. Dank U wel Heer, dat ik me nooit verdrukt en hopeloos hoef te voelen wanneer omstandigheden moeilijk zijn, want U buigt Zich neer om me te ondersteunen met Uw genezende rechterhand en mij weer op te richten. Dank U voor die genade! Amen.