Vanwege het Paasweekend zullen bestellingen op 2 april pas verzonden worden.

sluit
Shop Doneer

Het aanstellen van oudsten

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 265


Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken. Zo werden Barnabas en Saulus uitgezonden door de heilige Geest.
Handelingen 13:3-4a (NBV)

Het aanstellen van oudsten

Een verslag van de aanstelling van oudsten vinden we in Handelingen 14:21-23: En nadat zij aan die stad het Evangelie verkondigd hadden en veel discipelen gemaakt hadden, keerden zij terug naar Lystre, Ikonium en Antiochië, en zij versterkten de zielen van de discipelen, spoorden hen aan in het geloof te blijven en zeiden dat wij door veel verdrukkingen in het Koninkrijk van God moeten ingaan. En toen zij in elke gemeente door het opsteken van de handen voor hen ouderlingen gekozen hadden en onder vasten gebeden hadden, droegen zij hen op aan de Heere, in Wie zij nu geloofden.
In dit verslag zijn verschillende kenmerken van betekenis:
  1. Ten eerste ging de aanstelling van oudsten, evenals het uitzenden van apostelen, gepaard met gezamenlijk bidden en vasten. De Nieuwtestamentische gemeente heeft duidelijk begrepen dat dit de Bijbelse manier was (en is) om Gods leiding te ontvangen bij het nemen van alle belangrijke beslissingen.
  2. Ten tweede, de mensen bij wie Paulus en Barnabas op dit punt terugkwamen, worden eerst alleen maar ‘discipelen’ genoemd. Na het aanstellen van oudsten worden zij echter gezamenlijk beschreven als ‘gemeente’. Het is de aanstelling van oudsten die de overgang kenmerkt van een groep individuele ‘discipelen’ tot de gezamenlijke eenheid van een ‘gemeente’.
  3. Ten derde, het aanstellen van oudsten was de verantwoordelijkheid van de apostelen, als vertegenwoordigers van Gods gezag. Hierin vertrouwden zij echter niet op hun eigen oordeel, maar waren zij instrumenten van de Heilige Geest.
In Handelingen 20:28 zegt Paulus tegen de oudsten van de gemeente te Efeze: Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
Volgens het goddelijke patroon behoren alle aanstellingen in de gemeente uit te gaan van de Heilige Geest. In Handelingen 14:21-23 staat geen specifieke vermelding van handoplegging. De Bijbel geeft echter twee sterke redenen om te geloven dat Paulus en Barnabas dit wel hebben gedaan en dat zij werkelijk ook hen die zij als oudsten aanstelden, de handen hebben opgelegd.
Allereerst beantwoordt deze aanstelling precies aan de twee hoofdbedoelingen waarvoor het opleggen van handen door de hele Bijbel heen werd gebruikt, zoals we al zagen. Hierdoor machtigden de apostelen de gekozen leiders van een plaatselijke gemeente en zetten zij hen apart. Tegelijkertijd droegen zij de wijsheid en het gezag op hen over dat zij voor hun taak nodig zouden hebben.
Ten tweede geeft Paulus in 1 Timotheüs 5:17-22 aanwijzingen over hoe hij met plaatselijke oudsten tewerk moet gaan. Hij eindigt met te zeggen: Leg niemand haastig de handen op... Hoewel deze waarschuwing van toepassing is op elk van de diverse gebruiken van handoplegging, lijkt het waarschijnlijk dat Paulus hier allereerst naar deze instelling verwijst als een middel voor het aanstellen van oudsten.
Heer, dank U wel dat de instructies van Uw Woord voor de gemeente zo helder zijn. Help onze leiders en oudsten in de gemeente om Uw instructies te ontdekken en ons als gemeente toe te rusten voor een godvruchtig leven in Uw naam Heer Jezus. Amen.