Vanwege het Paasweekend zullen bestellingen op 2 april pas verzonden worden.

sluit
Shop Doneer

Het conflict tussen onze zintuigen en Gods Woord

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 67

Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.
(Hebreeën 11:1)

Het conflict tussen onze zintuigen en Gods Woord
Vaak ervaren wij in ons dagelijks leven een conflict tussen het bewijs van onze zintuigen en de openbaring van Gods Woord. Wij kunnen bijvoorbeeld in ons lichaam alle bewijzen van ziekte voelen en zien. Toch openbaart de Bijbel in Mattheüs 8:17 dat Jezus zelf onze zwakheden op Zich genomen heeft en onze ziekten gedragen. Onze zintuigen zeggen ons dat we ziek zijn, maar de Bijbel zegt ons dat we genezen zijn.
Dit conflict tussen het getuigenis van onze zintuigen en het getuigenis van Gods Woord, plaatst ons als gelovigen voor twee mogelijke reacties. Aan de ene kant kunnen we het getuigenis van onze zintuigen aannemen en onze ziekte dus accepteren. Maar als dat ons enige reactie is, dan worden we de slaaf van onze vleselijke gezindheid.
Anderzijds kunnen we ons vastklemmen aan het getuigenis van Gods Woord dat we genezen zijn. Als we dit doen met volhardend, actief geloof, dan zal het getuigenis van onze zintuigen te zijner tijd in overeenstemming gebracht worden met het getuigenis van Gods Woord, en dan zullen we in staat zijn te zeggen dat we genezen zijn - niet louter op grond van geloof in Gods Woord, maar ook op grond van een lichamelijke ervaring en onze zintuigen.
Hierin ligt het verschil tussen het vleselijke en het geestelijke denken. Het vleselijk verstand accepteert altijd het getuigenis van de zintuigen. Het geestelijk denken aanvaardt het getuigenis van Gods Woord als altijd en onveranderlijk waar, en accepteert dán pas het getuigenis van de zintuigen voor zover dat overeenstemt met het getuigenis van Gods Woord. De houding van het geestelijke denken ten opzichte van het getuigenis van Gods Woord wordt door David in Psalm 119:31 als volgt beschreven:
Ik klem mij vast aan uw getuigenissen, o Here, maak mij niet beschaamd. (NBG)
En opnieuw in vers 152 van dezelfde psalm: Al vanouds weet ik van Uw getuigenissen, ja, U hebt ze voor eeuwig gegrondvest.
Het voortreffelijkste bijbelse voorbeeld van dit soort geloof, dat uitstijgt boven het niveau van de zintuigen tot in het gebied van Gods onveranderlijke waarheid, vinden we in Abraham zoals dat beschreven werd door Paulus in Romeinen 4:17-21. In vers 17 zegt Paulus ons dat het geloof van Abraham gericht was op God, Die de doden levend maakt, en de dingen die niet zijn, roept alsof zij zijn.
Deze uitdrukking, dat God de dingen die niet zijn, roept alsof zij zijn, betekent dat zodra God verklaard heeft dat iets waar en zeker is, het geloof dit ook onmiddellijk voor waar en zeker houdt, zelfs als de zintuigen geen bewijs van de waarheid merken.
Dus noemde God Abraham ‘vader van vele volkeren’. En vanaf dat moment begon Abraham zich onmiddellijk te houden voor de persoon zoals God hem genoemd had: ‘een vader van vele volkeren’, zelfs al hadden hij en Sara in die tijd nog geen zoon gekregen.

Heer, ik houd mij vast aan Golgotha’s kruis, tot de Heer komt en met Hem het loon… Als die grote dag aanbreekt dat Hij dat kruis verwisseld voor de eeuwigheidskroon! Dank U Vader, dat mijn hele leven U toebehoort, en dat in alles is voorzien door het offer van Jezus! Amen.