Shop Doneer

Het eren van onze Joodse broeders en zusters

Leestijd: 4 min.
Vandaag wil ik graag een belangrijke nadruk toevoegen aan de gedachte van gisteren, dat God verwacht dat wij oog hebben voor onze broers en zussen in nood, juist in tijden van grote druk. Wat ik wil toevoegen, heeft te maken met Jezus die zich voor altijd identificeert met het Joodse volk. In Openbaring 5:5 wordt Jezus de 'Leeuw uit de stam van Juda' genoemd. Juda is een stam van Israël, en deze naam is de grondvorm voor de woorden 'Jood' en 'Joods'. Jezus is in zekere zin voor eeuwig verbonden met het Joodse volk. De manier waarop we het Joodse volk behandelen, zal ons worden aangerekend als de manier waarop we hun grote 'oudste Broer', hun Koning, Yeshua, behandelen - zelfs al hebben de meeste Joden zelf Hem nog niet herkend.
Tegenwoordig zien we dat Israël steeds meer aandacht krijgt van wereldleiders en regeringen. Bijna iedere dag lezen we in de krant wel iets over Israël, of zien we iets over Israël op het journaal. Als er een conflict is in dit kleine landje met minder dan zes miljoen inwoners, weet onmiddellijk de hele wereld het! Israël speelt al jaren een hoofdrol in het wereldnieuws en heeft de aandacht van de hele wereld. Dat is niet toevallig. God heeft dat zo bepaald, omdat Hij de naties zal oordelen naar hun houding ten opzichte van Israël. Laten we in dit verband Matteüs 25 lezen, om te zien hoe Jezus dit naar voren bracht.
Wanneer de Zoon des mensen komen zal in zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen aan zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald. Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan. Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook dezen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan. En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.
(Matteüs 25:31-46)
Wat we doen voor de broeders en zusters van Jezus, dat doen we voor Hèm. Wat we niét doen voor zijn broeders en zusters, dat doen we niet voor Hèm. Waarom ontvingen mensen in het bovenstaande Bijbelgedeelte straf? Ten diepste omdat zij hadden gefaald om Jezus te herkennen in zijn vervolgde volk. Zij hadden stelling genomen tegen de almachtige God zelf, door deze mensen te negeren, te vervolgen of zich tegen hen te keren.
Wat een indringende gedachte, of we die nu toepassen op de geestelijke familie van Jezus - de christenen - of op zijn natuurlijke broeders - het Joodse volk. Wat het Joodse volk betreft, daarover zei de profeet Zacharia in één korte zin:
Wie u aanraakt, raakt Zijn (Gods) oogappel aan (Zacharia 2:8).
Denk aan deze waarschuwing, als je spreekt over het Joodse volk, wanneer je aan hen denkt en voor hen bidt (of dat vergeet). Als je hen aanraakt, raak je het meest gevoelige deel van God zelf aan, Zijn oogappel.

Vader, ik bid vandaag bewust voor de vrede van Jeruzalem. Uw volk staat vaak zo onder druk van omringende volken die hen in de zee willen drijven. Bescherm hen Vader, troost hen en red hen uit, zodat zij uw grootheid zien en uw naam verheerlijken, Leeuw van Juda!