Vanwege het Paasweekend zullen bestellingen op 2 april pas verzonden worden.

sluit
Shop Doneer

Onder de heerschappij van de Geest

Leestijd: 2 min.
De Pijlers - dag 219

En de geesten van de profeten zijn aan de profeten zelf onderworpen. Want God is geen God van wanorde, maar van vrede, zoals in alle gemeenten van de heiligen.(1 Korinthiërs 14:32-33)

Onder de heerschappij van de Geest

Het eerste belangrijke, kenmerkende aspect van een in de Geest gedoopte gemeenschap kunnen we dus samenvatten door twee woorden naast elkaar te zetten. Deze twee woorden zijn vrijheid en heerschappij.
Op het eerste gezicht lijkt het tegenstrijdig om deze twee woorden aan elkaar te verbinden. Iemand zou daar gemakkelijk tegenin kunnen brengen: ‘Maar als wij de vrijheid hebben, dan zijn we niet onder heerschappij. En als we onder heerschappij staan, dan hebben we geen vrijheid.’ Mensen hebben vaak het gevoel dat vrijheid en heerschappij tegenover elkaar staan.
Ik moet denken aan de situatie in Kenia, in Oost-Afrika, toen ik daar van 1957 tot 1961 werkte. De mensen in Kenia zagen met groot verlangen uit naar de tijd dat hun land volledige onafhankelijkheid zou krijgen. Het Swahili woord dat gebruikt werd voor onafhankelijkheid was ‘uhuru’ - wat letterlijk ‘vrijheid’ of ‘vrij zijn’ betekent. Veel van de minder ontwikkelde Afrikanen vormden voor zichzelf prachtige voorstellingen van wat deze ‘uhuru’ of ‘vrijheid’ hun zou brengen. ‘Als ‘uhuru’ komt,’ zeiden ze, ‘dan kunnen we aan elke kant van de straat fietsen. We kunnen dan zelfs gratis met de bus. We zullen nooit meer belasting aan de regering hoeven te betalen.’
Op meer ontwikkelde mensen komen dergelijke uitspraken kinderlijk of zelfs belachelijk over. Zij zouden opmerken dat dergelijke toestanden geen ware vrijheid betekenen, maar juist anarchie en wanorde. Het vreemde is, dat mensen die volkomen ontwikkeld zijn in hun begrip van wat politieke vrijheid betekent, soms wel een heel kinderlijk beeld hebben van geestelijke vrijheid… Diezelfde mensen blijken zich in het huis van God soms net zo dwaas of wanordelijk te gedragen, en ze rechtvaardigen hun gedrag met de woorden ‘geestelijke vrijheid’.
In sommige samenkomsten bijvoorbeeld, als aan iemand gevraagd wordt met gebed te openen en bepaalde specifieke dingen in het gebed aan God te vragen, zijn er anderen die zo luid in tongen spreken, dat het voor de rest van de aanwezigen onmogelijk is om te horen wat de aangewezen gebedsleider zegt. Dit betekent dat het voor de gemeente onmogelijk is om met begrip of geloof ‘Amen’ te zeggen op het gebed dat ze niet eens hebben kunnen verstaan. Door dit dwaze misbruik van tongentaal, mist de hele samenkomst de zegen en het resultaat van eenparig, vurig smeken en bidden.
In 1 Korinthiërs 12:7 zegt Paulus: Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.
Vrijer uitgedrukt kunnen we dit zo zeggen: ‘De manifestatie van de Geest wordt altijd gegeven voor een nuttig, praktisch, zinvol doel.’
Als de uiting dus gericht is op het bereiken van het doel waarvoor ze werd gegeven, dan zal dat altijd in harmonie zijn met het plan en het doel van de dienst als geheel. Het zal een positieve bijdrage vormen tot het bereiken van het hoofddoel van de dienst. Het zal nooit zonder betekenis zijn, of de aandacht afleiden.
Heer, help ons om als Lichaam van Christus eensgezind en in harmonie gebruik te maken van alle gaven van de Geest, zodat we door tongentaal en vertolking Uw geheimenissen geopenbaard krijgen, door profetie worden gestuurd en door werking van krachten wonderen en genezingen zien. Amen.