Shop Doneer

Een hart dat volkomen naar God uit gaat - deel 1

← terug
Leestijd: 8 min.

,,Want des Heren ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat.’’ (2 Kronieken 16:9)

De Geest van God speurt over de hele aarde naar een bepaald soort mens – iemand, wiens hart volkomen uitgaat naar God. Zodra de Heilige Geest zo iemand vindt, laat God zich graag in al zijn sterkte zien ten behoeve van die mens, en gunt hem een openlijke manifestatie van zijn macht en goedkeuring in het leven en de bediening van die persoon. Hij wacht tot het moment dat Hij zich openlijk met kracht en zegeningen kan tonen.

Een volkomen hart voor God

Twee mensen van wie de Schrift zegt dat zij zo’n hart hadden, zijn Abraham en Job. In Genesis 17:1 zien we de volgende uitdaging die Abraham wordt voorgehouden:

Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk (of volmaakt).

Op dat moment leefde Abraham al vierentwintig jaar met God; de roeping van God kwam tot Abraham toen hij vijfenzeventig jaar was. Maar nu bereikte hij de climax van zijn geestelijke groei – de plaats waar God op een glorieuze en prachtige manier de beloften zou vervullen waarmee Hij Abraham vele jaren daarvoor uit Ur der Chaldeeen had weggeroepen. Abraham stond voor een nieuwe uitdaging van God. In feite zei God tegen hem: ,,Vanaf nu zullen Mijn ogen op een heel speciale manier op jou rusten. Ik zal letten op iedere beweging die je maakt. Ik zal ieder woord horen dat je spreekt. En Ik wil dat alles wat je doet, gedaan wordt in een houding van volmaakte gehoorzaamheid, vertrouwen en toewijding aan Mij.’’

Wees volmaakt

Abraham is de vader van alle gelovigen (zie Romeinen 4:11-12). Zijn leven en zijn geloof zijn het voorbeeld voor alle gelovigen. Ik geloof dat Gods vereiste voor ieder van ons is vastgelegd in die woorden aan Abraham: Wandel voor mijn aangezicht en wees [volmaakt] en Ik zal een verbond tussen jou en Mij sluiten, en ik zal je uitermate vermenigvuldigen.

We naderen met elkaar het punt van de voltooiing van Gods bedoeling van alle eeuwen. En de boodschap van God aan ieder mens die deel wil hebben aan wat God gaat doen, is: Wandel voor mijn aangezicht en wees volmaakt.

In het boek Job ontdekken we nog een man wiens hart volkomen op God was gericht. Jobs vrienden spraken niet al te goed over hem, maar ik ben meer geïnteresseerd in wat God over Job zei:

Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. (Job 1:8)

Volmaaktheid voor God bestaat dus uit een juiste houding ten opzichte van God en een juiste opstelling ten opzichte van het kwaad. Er bestaat geen neutraal gebied in volmaaktheid voor God. U sluit geen enkel compromis met iets wat Hem niet behaagt; u bent absoluut toegewijd aan gehoorzaamheid aan God – wat het ook kost. En wees gewaarschuwd: het kost iets om goedgekeurd te worden door God!

Een volmaakt hart

Als we de boeken Koningen en Kronieken lezen, zien we dat de koningen meer of minder beoordeeld worden op het feit of hun hart al dan niet op God was afgestemd. Van Asa, Josafat, Hizkia en anderen wordt gezegd dat zij deden wat recht was in de ogen des Heren. Maar het grote voorbeeld van een man wiens hart volkomen was voor God, was David. Hij was de maatstaf waaraan andere koningen werden beoordeeld.

Onthoud goed dat we niet spreken over een hart dat volmaakt is, maar over een hart dat volmaakt is voor God. David was moreel gezien niet altijd onberispelijk. Zoals u weet, pleegde hij overspel. Hoewel de Schrift overspel niet vergoelijkt, gaat het nu niet over morele perfectie, maar het spreekt eerder van Gods houding tegenover God.

In Exodus 20:1-3 komen we de eerste vereiste tegen om een hart te hebben dat volmaakt is voor God. Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Volmaakt zijn ten opzichte van God betekent dat we buiten Hem geen andere goden hebben. De werkelijke vraag aan David, en voor ons, is: Wie is uw god?

Wie is jouw god?

Dezelfde fundamentele vraag ‘wie is uw god?’ wordt in Deuteronomium aan Israël voorgehouden door Mozes, vlak voordat zij op het punt staan het beloofde land binnen te trekken. Hun antwoord bepaalde de bestemming van hun levens. Later, toen de Heilige Geest op Israël viel tijdens Elia’s offer op de berg Karmel, was het enige dat zij hoefden te zeggen: De Here, die is God! (1 Koningen 18:39). Als u dat kunt zeggen – ook al heeft u problemen, maakt u fouten of begaat u zelfs zonden – dan zult u overwinnen.

Dit brengt ons naar het moment van een persoonlijke beoordeling met betrekking tot deze basisvraag. We moeten onszelf afvragen: Hoe weten we wie onze God is? In Genesis 31 zegt Jakob in zijn gesprek met Laban: Gij hebt mijn loon tienmaal veranderd. Maar God liet Laban daar niet zomaar mee wegkomen. Jakob gaat door: Indien de God van mijn vader, de God van Abraham en de Vreze van Isaäk, niet met mij was geweest, dan zoudt gij mij nu voorzeker met lege handen hebben weggezonden (vers 42). Jakob gebruikte de omschrijving ‘de Vreze van Isaäk’ toen hij sprak over de God van Isaäk. Met andere woorden, datgene wat je vreest, is je god!

Sommige mensen maken kanker tot hun god. Ze zijn zo bang voor kanker, dat ze die ziekte meer vrezen dan God. Op dezelfde manier komen mensen die zich verdiepen in toverij, helderziendheid en waarzeggerij onder zo’n enorme gebondenheid aan angst voor deze satanische machten dat het hun god wordt. Ik wil niets anders vrezen dan alleen de God van Abraham, Isaäk en Jakob! Als iemand God werkelijk vreest, is dat alles wat hij ooit hoeft te vrezen in zijn leven.

De vreze des Heren

Om de vreze des Heren te beschrijven wil ik eerst vier soorten vrees belichten die niet de vreze des Heren zijn.

1. Natuurlijke angst

In bepaalde situaties is het een natuurlijke reactie om bang te zijn. Bijvoorbeeld: iemand rijdt op de snelweg en krijgt een klapband. De auto schiet de weg af, het talud af. Dan is het een natuurlijke reactie om in die situatie angst te voelen. Dat is niet de vreze des heren, maar het is ook niet verkeerd. In feite is dit soort angst juist beschermend. Angst en pijn zijn twee uitvindingen van God die Hij in de mens heeft gelegd om hem te beschermen. Als u uw hand in kokend water steekt, zorgt de pijn die u dan voelt ervoor dat u uw hand terugtrekt. Zonder die pin zou uw hand verbranden door het water. Er is dus een natuurlijke pijn en een natuurlijke angst, die Gods beschermingsmechanismen zijn.

2. Demonische vrees

In 2 Timotheüs 1:7 staat: God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid (angst). Het kenmerk van die geest wordt genoemd in 1 Johannes 4:18: De vrees houdt verband met straf. De boze geest van angst straft; de geest van de vreze des Heren niet.

3. Religieuze angst

Deze vorm van vrees is aangeleerd door mensen. Jesaja 29:13 zegt: En de Here zeide: Omdat dit volk Mij slechts met woorden nadert en met zijn lippen eert, terwijl het zijn hart verre van Mij houdt, en hun ontzag voor Mij een aangeleerd gebod van mensen is…

Deze vrees heb ik jarenlang zelf gehad. Het is een vorm van vrees die de meesten van ons die in de kerk zijn opgegroeid, wel kennen. Het is de angst om het godsdienstig verkeerd te doen. We leren geloven dat een bepaald soort gedrag passend is in de kerk, en een ander soort gedrag niet. Ik dacht bijvoorbeeld jarenlang dat het zondig was te hoesten of luid te spreken of op enigerlei manier enthousiasme te tonen in de kerk!

Een ander kenmerk van religieuze angst is dat het probeert de status quo vast te houden. Jezus bestrafte de godsdienstige leiders uit zijn tijd omdat ze weigerden te erkennen wat God in hun midden deed. Ze waren bang voor de consequenties daarvan voor hun gedrag.

4. Vrees voor mensen

Deze soort vrees komen we tegen in Spreuken 29:25: Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. Let op de tegenstelling: als u mensen vreest, vertrouwt u niet op de Here; maar als u vertrouwt op de Here, hoeft u niet langer bang te zijn voor mensen. Vrees voor mensen spant een strik.

Regelmatig hoor ik van mensen in de bediening: ,,Broeder Prince, ik ben gedoopt in de Heilige Geest. Ik heb zelfs de gaven van de Geest, maar op de een of andere manier ben ik toch gebonden.’’ Dan zeg ik: ,,Misschien is het de vrees voor mensen! U vreest wat uw bestuur zal zeggen; wat de synode zal denken, wat uw oudstenraad zal doen, wat uw leden zullen zeggen.’’ Petrus zegt daarover: Men moet Gode meer gehoorzamen dan mensen (Handelingen 5:29). Als er een duidelijk keus nodig is tussen gehoorzaamheid aan God of aan mensen, dan is die keus al voor ons gemaakt in het Woord van God. Daarover bestaat geen onduidelijkheid. Naar mijn mening is minstens vijftig procent van Gods kinderen tegenwoordig niet volledig vrij omdat ze nog steeds gebonden zijn door de vrees voor mensen.

We hebben gezien dat natuurlijke angst, demonische vrees, religieuze vrees en de vrees voor mensen vier soorten vrees zijn die niet vallen onder de vreze des Heren.

In deel 2 zullen we overdenken wat de vreze des Heren dan wél is.