Shop Doneer

De barrière van eigengerechtigheid...

Leestijd: 2 min.
Thema: Wie ontvangt genade? De nederige!
"Humility is not thinking less of yourself, it's thinking of yourself less."
Vrij vertaald: "Ootmoed is niet minder denken van jezelf, het is minder denken aan jezelf."
— C.S. Lewis

Gisteren keken we naar het lied van Maria. Daar blijven we nog even bij stilstaan. Haar lied gaat als volgt verder:
Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm. Hij heeft hen die hoogmoedig zijn in de gedachten van hun hart, uiteengedreven. Hij heeft machtigen van de troon gestoten en nederigen heeft Hij verhoogd. Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij met lege handen weggezonden. (vers 51-53)

We zien hier opnieuw grote nadruk op de nederigen en hongerigen; zij die hun nood kennen. Aan de andere kant staan de machtigen, hoogmoedigen en rijken; zij die genoeg hebben aan zichzelf en die niets van God nodig denken te hebben.
De barrière van trots die Gods genade uit de levens van zoveel mensen weghoudt, wordt vaak gevormd door eigengerechtigheid. Ik wil een gelijkenis van Jezus met je bespreken, waarin Hij waarschuwt voor het gevaar van eigengerechtigheid en hoe dit Gods genade uit je leven weghoudt. Het is de gelijkenis van de Farizeeër en de belastingontvanger uit Lukas 19:9-14:
En Hij sprak ook met het oog op sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten, deze gelijkenis: Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De een was een Farizeeër en de ander een tollenaar. De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar. Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit. En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig. Ik zeg u: Deze ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, meer dan die. Want een ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
In deze gelijkenis gaat het over sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten, oftewel: eigengerechtigheid. De tollenaar was zich ervan bewust dat hij genade nodig had. Hij vergeleek zich niet met anderen. Hij keek slechts naar God. Sterker nog, hij durfde zijn ogen niet eens op te slaan, maar van binnen erkende hij Gods gerechtigheid, heiligheid en rechtvaardigheid. Dus bad hij: ,,God, ik ben de zondaar. Ik sta hier niet om mijn eigen gerechtigheid of goedheid te tonen. Ik heb U nodig.” Jezus geeft vervolgens aan dat deze man gerechtvaardigd naar huis ging. Want wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
Wat is de sleutel? Onszelf vernederen. Wat weerhield de Farizeeër ervan zichzelf te vernederen? Zijn religieuze eigengerechtigheid. Hij was zo bezig met zichzelf en alle goede daden die hij deed, en hij vond zichzelf daardoor zoveel beter dan de anderen, dat er een barrière kwam van eigengerechtigheid, die ervoor zorgde dat hij geen genade ontving. De tollenaar had deze barrière niet, hij opende zich simpelweg voor Gods genade - dus ontving hij die. Hij werd gerechtvaardigd en ontving vrijspraak en aanvaarding van God.

Hemelse Vader, ik zal op mijn hoede zijn voor de barrière van eigengerechtigheid en nooit bij U komen op basis van eigen goedheid en rechtvaardigheid. Het is op basis van Uw genade dat ik vrijmoedig mag naderen tot Uw troon. Ik verneder mij onder Uw machtige hand, Heer, en verhoog door mijn leven alleen Uw naam, nooit die van mijzelf. Amen.