Laten we Psalm 34 van David eens bekijken. De introductie vertelt ons: Een psalm van David; toen hij zich als een waanzinnige had gedragen bij Abimelech, die hem wegjoeg, zodat hij ervandoor ging. Op dit moment in zijn leven was David een vluchteling in zijn eigen land. Koning Saul probeerde hem te vermoorden, dus David moest wegvluchten uit zijn thuisgebied. Hij ging naar het hof van een heidense koning om zich te verschuilen, maar de koning verdacht hem ervan dat hij een vijand was. Om zijn leven te redden moest hij zich gedragen als een waanzinnige. Het historische boek 1 Samuël vertelt dat hij tegen de deur klauwde en zijn speeksel in zijn baard liet lopen (1 Samuël 21:10-15). Dat was de situatie. Maar wat was Davids reactie? Ik zal de HEERE altijd loven, zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. Mijn ziel zal roemen in de HEERE; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. (Psalm 34:2-3) Temidden van zo'n vreselijke situatie vol intimidatie en druk, terwijl zijn leven aan een zijden draadje hing en met de schande zich voor te doen als een gek, prees David de Heer. Dat is het offer van lofprijs. Toen hij op het laagste punt in zijn leven stond, besloot David om te roemen in de Heer. Toen er niets was om in te roemen, besloot hij om te roemen in God. David ging verder: Maak de HEERE met mij groot, laten wij samen Zijn naam prijzen.(vers 4) Lofprijs is besmettelijk. Als we God op deze manier leren prijzen, zullen anderen mee gaan doen. Maar mopperen en klagen is ook besmettelijk. Als we mopperen, zullen we andere mopperaars aantrekken. We moeten leren voortdurend een offer van lofprijs aan God te brengen. |