Gisteren hebben we gezien dat toen Jakob in eigen kracht wandelde, hij uit zijn erfdeel wegliep en alles verloor. Maar toen hij geleerd had om mank te lopen, kwam hij terug in zijn erfdeel. Dit geldt ook voor ons: zolang wij nog in onze eigen kracht, mogelijkheden en slimheid wandelen en daarop vertrouwen, zullen we blijven zoals Jakob was. We zullen worstelen en streven, maar we zullen niet krijgen wat God voor ons heeft. Maar als we mank zijn geworden, als we niet langer wandelen in eigen kracht, dan is de weg voor ons open om ons erfdeel te kunnen zien en in ons erfdeel te gaan wandelen.
Toen Jakob dat deed, kreeg hij niet alleen de zegen van zijn vader, maar ook de zegen van God. Jakob had de engel ontmoet - die God was - en ontving een zegen. Maar Jakob moest vervolgens een andere ontmoeting onder ogen zien: Ezau. Hij had gehoord dat Ezau onderweg was naar hem, met vierhonderd gewapende mannen. En de laatste keer dat hij Ezau had gezien, was deze uit geweest op zijn leven. Ik denk dat Jakob zich meer dan een beetje nerveus voelde... We lezen het verhaal verder in Genesis 33:
Toen sloeg Jakob zijn ogen op en zag, en zie, daar kwam Ezau, met vierhonderd man bij zich. Hij verdeelde zijn kinderen over Lea, Rachel en zijn beide slavinnen. Hij zette de slavinnen en hun kinderen vooraan, Lea en haar kinderen daarachter en Rachel en Jozef daar weer achter, terwijl hij zelf vóór hen uit ging en zich zeven keer ter aarde neerboog, totdat hij bij zijn broer gekomen was. (Genesis 33:1-3)
Jakob boog zeven maal, een daad van ware, totale nederigheid. In de Bijbel is het getal zeven overigens altijd een indicator van de aanwezigheid van de Heilige Geest. De Heilige Geest had nogal wat werk gedaan in Jakob, de man die door God gekozen was, de man die het eerstgeboorterecht bezat, de man die zijn vaders zegen had, de man die de zegen van de Engel had. Toen hij Ezau ontmoette, zijn natuurlijke broer, boog hij zeven maal. Ik geloof dat deze daad bewees dat Jakob de zegen had; het was de uitwerking van wat er gebeurd was tussen Jakob en de Engel. Voordat Jakob de Engel had ontmoet, had hij nooit uit eigen beweging gebogen. Maar nadat hij de Engel ontmoet had, boog hij zeven maal.
Het resultaat van Jakobs ommekeer zien we in Genesis 33:4: Maar Ezau snelde hem tegemoet, omarmde hem, viel hem om de hals en kuste hem; en zij huilden. Schijnbaar onoplosbare problemen en barrières kunnen vaak worden opgelost met nederigheid. Jakobus 4:6 zegt: God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade. Als we Gods genade willen ontvangen, dan moeten we onszelf vernederen, voor God en voor mensen.
Ooit werd ik heel boos op één van onze dochters, maar was niet bereid om mijn houding te veranderen. Als gevolg kreeg ik een rare druk op mijn borst, het voelde als een soort brok. Prediker 7:9 zegt: want ergernis rust in de boezem van dwazen. De druk bleef twee dagen bij me en ik wist dat er maar één weg was om er vanaf te komen: Ik moest naar mijn dochter gaan en haar vragen mij te vergeven. Ik ben blij te kunnen zeggen dat ik dat ook heb gedaan. Ik geloof dat als ik niet geluisterd had en haar niet om vergeving zou hebben gevraagd, dat de zegen van God van mijn bediening zou zijn weggegaan.
Er zullen situaties komen waarin de enige oplossing is onszelf te verootmoedigen. We moeten niet verwachten dat vleselijke mensen gaan doen wat geestelijke mensen moeten doen. Het is onze eigen verantwoordelijkheid om geestelijk te zijn en te bewijzen dat we dat ook echt zijn. Als jij zo geestelijk bent, bewijs dat dan. Vraag vergeving, net zoals Abraham deed.