De wet werd alleen opgelegd aan Israël
Leestijd: 2 min.
(Johannes 1:17)
|
Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen.
De wet werd alleen opgelegd aan Israël
Vandaag komen we tot het derde belangrijke feit dat we met betrekking tot de wet moeten herkennen. Dit is een zaak van historische betekenis: het door Mozes gegeven wetssysteem was door God alleen verordend voor een klein deel van het menselijk geslacht, en dat was het volk Israël, na hun verlossing uit de slavernij in Egypte.
Nergens in de Bijbel is er enige suggestie dat het ooit Gods bedoeling is geweest dat de heidenen, noch nationaal, noch individueel, de wet van Mozes zouden moeten onderhouden, noch in z’n geheel, noch gedeeltelijk. De enige uitzondering hierop vinden we in het geval van enkele individuele heidenen die vrijwillig besloten zich bij Israël aan te sluiten en zich daarmee te stellen onder alle wettelijke en godsdienstige verplichtingen die God aan Israël had opgelegd. Zulke heidense bekeerlingen tot het Judaïsme worden in het Nieuwe Testament ‘proselieten’ of ‘jodengenoten’ genoemd.
Afgezien van deze groep, zijn de verplichtingen van de wet door God nooit aan enige heiden opgelegd.
(Toevoeging DPM Nederland: In Handelingen 15:10 vraagt Petrus: Welnu dan, waarom verzoekt u God door een juk op de hals van de discipelen (van niet-Joodse afkomst) te leggen dat onze vaderen en ook wij niet hebben kunnen dragen?)
Wij kunnen dus nu in het kort de drie belangrijke feiten opsommen die we beslist moeten herkennen, voordat we meer in detail de positie van de gelovige christen ten opzichte van de wet gaan bestuderen:
1. Ten eerste, de wet werd voor eens en voor altijd gegeven, als een apart, compleet systeem, door Mozes. Daarna kon er nooit meer iets aan toegevoegd of ervan afgedaan worden.
2. Ten tweede, de wet moet altijd in zijn geheel worden onderhouden, als een apart, compleet systeem. Het breken van één klein deel van de wet is het breken van de gehele wet.
3. Ten derde, zoals de geschiedenis van de mensheid aantoont, werd dit wetssysteem door God nooit aan heidenen opgelegd, maar alleen aan Israël.
Vader, dank U wel dat ik al deze dingen leren mag, omdat ik er hongerig naar ben om te leven naar Uw richtlijnen, zodat ik niet zondig tegen Uw leefregels… Maar opnieuw: ik ben U zo dankbaar voor Uw redding en dat ik – geleid door Uw Geest – zo kan en mag leven dat Ik Uw naam eer breng en U verheerlijk met mijn leven. Amen.