Want U vindt geen vreugde in offers, anders zou ik ze brengen; in brandoffers schept U geen behagen. De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. (Psalm 51:16-17)
Wat wil de psalmist David ons hier vertellen? In de allereerste plaats dat God niet geïnteresseerd is in uiterlijkheden. Het is niet zo dat God beslist geen (brand)offers wil, maar ze zijn voor Hem niet het belangrijkst. En als we in ons leven alleen een uiterlijke vorm van godsdienst praktiseren – dan heeft God daar geen behagen in. Hij kijkt verder dan de buitenkant; Hij kijkt naar ons hart, naar onze motivatie, naar onze houding.
Er staat dat het offer voor God een gebroken geest is, en: ‘een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten’. Zulke woorden klinken ons vandaag de dag vreemd in de oren. Wat betekent het dat God een gebroken geest verlangt? Wil Hij ons kapot maken, verbreken, vernederen?
Ik weet zeker dat het zo niet zit. Wat is een gebroken geest? Ik geloof dat het een geest is die de grenzen van zijn eigen kracht heeft bereikt. Alle gevoel van onafhankelijkheid, alle eigenzinnigheid en zelfrechtvaardiging is tenietgedaan. We zijn aangekomen op een plaats waar we alleen nog maar op God kunnen hopen; we zijn aan het einde van onze eigen mogelijkheden gekomen.
We kunnen geen eisen stellen aan God, maar we komen simpelweg tot Hem op basis van Zijn barmhartigheid en Zijn trouw. We vertrouwen niet (meer) op onze eigen verdiensten, maar klemmen ons vast aan God alleen.